ECLI:NL:RVS:2013:BZ4023
Betreft | Randweg Zundert |
---|---|
Datum uitspraak | 13-03-2013 |
Rechtsprekende instantie | Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
Proceduresoort | Eerste aanleg - meervoudig |
Trefwoorden | Zundert, bestemmingsplannen, wegen, rondwegen, Commissie voor de milieueffectrapportage, referentiesituatie, meest milieuvriendelijk alternatief (MMA), Crisis- en herstelwet (Chw) |
Bronnen vindplaats | Zaaknummer 201208110/1/R3 |
Conclusies voor de m.e.r. praktijk
- Als het toetsingsadvies van de Cie m.e.r. vóór de terinzagelegging ofwel tijdens de terinzageligging beschikbaar is, dan is het een op het ontwerpbestemmingsplan betrekking hebbend stuk en dient het bij het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd te worden.
Opm. In deze zaak was het toetsingsadvies van de Commissie m.e.r. van 8 september 2011 al voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan (12 januari t/m 22 februari 2012) uitgebracht. Dat zal niet vaak het geval zijn. Gelet op artikel 7.12 Wm en 7.32 Wm moet de Commissie uiterlijk op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en het MER om een toetsingsadvies worden gevraagd. Zij dient binnen de terinzageliggingstermijn van zes weken haar advies uit te brengen. Dat betekent dat het toetsingsadvies over het algemeen pas na afloop van de terinzagelegging beschikbaar is. - Er bestaat geen verplichting om alle aanbevelingen van de Commissie m.e.r. over te nemen. Wel dient de gemeenteraad in de motivering van het besluit te vermelden hetgeen over het advies is overwogen.
- Tot de referentiesituatie kan behoren vaststaand beleid in de vorm van maatregelen uit een masterplan.
Opm. Van belang is wel dat met het plan een begin van uitvoering was gemaakt.
NB1 De Commissie heeft over het MER geadviseerd onder nummer P2285. De Commissie is van oordeel dat het MER en de aanvulling samen voldoende informatie bevat om een afweging te maken tussen alternatieven op bestaande wegen en randwegalternatieven. Voor het besluit over het bestemmingsplan ontbreekt nog informatie over een mogelijke optimalisatie van randwegalternatieven met minder gevolgen voor landschappelijke en natuurlijke waarden, zo heeft de Commissie gesteld in haar toetsingsadvies.
NB2 In deze uitspraak wordt nog ingegaan op het Meest Milieuvriendelijk Alternatief (MMA). Sinds de wetswijziging van 1 juli 2010 (Staatsblad 2010, 20) behoeft een project-MER niet meer verplicht een MMA te bevatten. Op deze zaak is op grond van het overgangsrecht nog het oude recht van vóór 1 juli 2010 van toepassing.
Casus
Op 25 juni 2012 heeft de gemeenteraad van Zundert het bestemmingsplan “Randweg Zundert” vastgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet in een randweg ten noordwesten van Zundert, tussen de Verlengde Hofdreef en de Prinsenstraat met bijbehorende rotondes en aansluitingen en een fietsbrug. Het voorziet verder in een opwaardering van de Verlengde Hofdreef en een natuurperceel.
Een appellant betoogt dat het toetsingsadvies van de Commissie m.e.r. ten onrechte niet ter inzage heeft gelegen. Dit wordt door de gemeenteraad weersproken. Drie appellanten betogen dat de gemeenteraad ten onrechte de aanbevelingen van de Commissie m.e.r. in het toetsingsadvies niet heeft overgenomen en hier onvoldoende op is ingegaan. Twee appellanten betogen dat de referentiesituatie in het MER onjuist is. Zij voeren daartoe aan dat ten onrechte de maatregelen uit het gemeentelijk Masterplan Centrumvisie II zijn meegenomen als autonome ontwikkeling, terwijl deze maatregelen alleen zullen worden uitgevoerd als ook de randweg wordt aangelegd. Een appellant voert aan dat de gemeenteraad onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar het Meest Milieuvriendelijk Alternatief.
Overwegingen van de bestuursrechter m.b.t. het bestemmingsplan
Terinzagelegging toetsingsadvies Commissie m.e.r.
De Afdeling overweegt dat het toetsingsadvies van de Commissie m.e.r. een op het ontwerpbestemmingsplan betrekking hebbend stuk is. Zij acht het in dit geval aannemelijk dat het advies niet bij de ter inzage gelegde stukken heeft gelegen, nu het advies niet is genoemd in de bij het ontwerpplan gevoegde bijlagenlijst en niet digitaal beschikbaar is gesteld via www.ruimtelijkeplannen.nl. Hiermee heeft de gemeenteraad in strijd gehandeld met artikel 3:11 Awb.
Dit gebrek kon in dit geval met toepassing van artikel 1.5 Chw worden gepasseerd. Daartoe is van belang dat de betreffende appellant van het toetsingsadvies kennis heeft kunnen nemen en het heeft kunnen betrekken bij zijn zienswijze over het ontwerpbestemmingsplan. Daardoor is niet aannemelijk dat hij door het gebrek zou zijn benadeeld. Voorts oordeelt de Afdeling dat niet aannemelijk is dat derden door het gebrek hebben afgezien van het naar voren brengen van zienswijzen, nu in de toelichting op het ontwerpbestemmingsplan wordt verwezen naar het toetsingsadvies. Derden konden dus van het bestaan van het advies op de hoogte zijn en zij hadden hiernaar kunnen vragen dan wel het gebrek in hun zienswijze naar voren kunnen brengen. Verder is gebleken dat het toetsingsadvies digitaal beschikbaar is gesteld op de website van de gemeente Zundert.
Aanbevelingen Commissie m.e.r.
De Afdeling overweegt dat geen verplichting bestaat om alle aanbevelingen van de Commissie m.e.r. over te nemen. De gemeenteraad heeft, in overeenstemming met artikel 7.37 lid 1, aanhef en onder c, van de Wet milieubeheer hetgeen over dit advies is overwogen vermeld in de toelichting op het bestemmingsplan en heeft in zoverre niet in strijd gehandeld met de Wet milieubeheer.
Referentiesituatie
De Afdeling overweegt dat in hoofdstuk 4 van het MER de referentiesituatie is beschreven. In deze referentiesituatie zijn maatregelen uit het Masterplan Centrumvisie II betrokken. Dit masterplan is door de gemeenteraad vastgesteld in juni 2007. In mei 2009 is de Uitwerking Masterplan Centrumvisie II vastgesteld en in januari 2010 is de Structuurvisie Centrum Zundert vastgesteld. Gelet hierop zijn de in het Masterplan Centrumvisie II opgenomen maatregelen aan te merken als vaststaand beleid. De gemeenteraad heeft zich volgens de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat dit beleid in de komende jaren tot uitvoering zal worden gebracht. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat deze maatregelen niet kunnen worden uitgevoerd zonder randweg. De gemeenteraad heeft de maatregelen terecht opgenomen in de autonome ontwikkeling.
Onderzoek naar Meest Milieuvriendelijk Alternatief
De Afdeling geeft aan dat in hoofdstuk 7.6 van het MER de keuze voor het MMA is toegelicht. Daarin staat dat niet is gekozen voor een nulplusalternatief, omdat dit onvoldoende probleemoplossend vermogen heeft, en evenmin voor een locatiealternatief, vanwege onvoldoende probleemoplossend vermogen of grote of grotere negatieve milieuaspecten. Tracé 2 is volgens het MER gekozen als MMA omdat dit alternatief de minste aantasting van en hinder in het buitengebied oplevert. De Commissie m.e.r. heeft hierover in haar advies opgemerkt dat de keuze voor het MMA voldoende is beredeneerd. Dit alternatief is vervolgens in het MER besproken en integraal afgewogen. Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar het MMA.
Uitspraak
De Afdeling verklaart de beroepen van drie appellanten ongegrond en van de overige appellanten gegrond. Zij bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestemmingsplan geheel in stand blijven.