ECLI:NL:RVS:2013:BZ7679

Betreft Bestemmingsplan Klarenbeek
Datum uitspraak 10-04-2013
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden Apeldoorn, bestemmingsplannen, Natura 2000-gebieden, passende beoordeling, maximaal
Bronnen vindplaats Zaaknummer 201208049/1/R2

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • De Afdeling aanvaardt het standpunt van de gemeenteraad dat significante effecten op een Natura 2000-gebied kunnen worden uitgesloten, nu uit het MER blijkt dat geen sprake is van significante effecten op een ander, dichterbij gelegen Natura 2000-gebied. Het is aan appellanten om te onderbouwen waarom het standpunt van de gemeenteraad onjuist is. Zie tevens de Voorzittersuitspraak van 11 maart 2013, zaaknr. 201300843/2/R6.
  • De gevolgen van de toepassing van een in een bestemmingsplan opgenomen afwijkingsbevoegdheid voor milieu en natuur moeten bij de bestemmingsplanvaststelling onderzocht zijn. Dit onderzoek mag niet achterwege worden gelaten onder de enkele verwijzing naar de afwijkingsvoorwaarden.

NB De Commissie heeft over het MER geadviseerd onder nummer P1945.

Casus

Op 21 juni 2012 heeft de gemeenteraad van Apeldoorn het bestemmingsplan “Bestemmingsplan Lokaalweg 10 Klarenbeek” vastgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet in een uitbreiding van een varkenshouderij.

Appellante heeft aangevoerd dat het bestemmingsplan in strijd is met de Natuurbeschermingswet 1998, nu haar inziens de gemeenteraad heeft nagelaten om te onderzoeken of de voorziene uitbreiding zal leiden tot significant negatieve effecten op het gebied Empese en Tondense Heide. De gemeenteraad stelt zich op het standpunt dat het plan niet zal leiden tot significant negatieve effecten op dit gebied.

Ook betoogt appellante dat de gemeenteraad ten onrechte niet heeft onderzocht welke gevolgen de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid zoals is neergelegd in artikel 3 lid 3.6.1 van de planregels kan hebben voor het milieu en de natuur. De gemeenteraad stelt zich op het standpunt dat het gebruik van de afwijkingsbevoegdheid geen nadelige gevolgen heeft voor het milieu en de natuur, nu met het gebruik van de afwijkingsbevoegdheid het aantal dieren niet kan worden vergroot.

Overwegingen van de bestuursrechter
Effecten op Natura 2000-gebied Empese en Tondese Heide
De Afdeling overweegt dat de gemeenteraad onderzoek heeft verricht naar de gevolgen van de voorziene intensieve veehouderij voor de omgeving. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het Milieueffectrapport "Lokaalweg 10 Klarenbeek", gedateerd juli 2011. In het MER is geconcludeerd dat de voorziene intensieve veehouderij niet leidt tot significante gevolgen op het Natura 2000-gebied Veluwe. Appellante heeft deze conclusie niet bestreden.

Het gebied Empese en Tondense Heide maakt deel uit van het Natura 2000-gebied Landgoederen Brummen. De afstand tussen het plangebied en het Natura 2000-gebied Landgoederen Brummen bedraagt ongeveer 4 kilometer. Het Natura 2000-gebied Veluwe ligt op een afstand van ongeveer 2,5 kilometer tot het plangebied. In aanmerking nemende de omvang van de voorziene uitbreiding en de omstandigheid dat het Natura 2000-gebied Landgoederen Brummen ongeveer 1,5 kilometer verder ligt van het plangebied dan het Natura 2000-gebied Veluwe waarvoor het plan niet leidt tot significante gevolgen, heeft de gemeenteraad gesteld dat ook significante gevolgen van het plan op het Natura 2000-gebied Landgoederen Brummen uitgesloten zijn. Appellante heeft niet onderbouwd waarom dit standpunt van de gemeenteraad onjuist is. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de rechtstreeks in het plan voorziene uitbreiding in strijd is met artikel 19j van de Nbw 1998.

NB In dezelfde lijn heeft de Voorzitter van de Afdeling eerder geoordeeld in zijn uitspraak van 11 maart 2013, zaaknr. 201300843/2/R6 over het bestemmingsplan “Trade Port Nord” van de gemeenteraad van Venlo. Dit bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van een grootschalig duurzaam bedrijventerrein. Verzoekster had aangevoerd dat ten onrechte geen onderzoek was verricht naar de gevolgen van het plan voor de Natura 2000-gebieden in Duitsland. De gemeenteraad stelt dat onderzoek is gedaan naar de gevolgen van het plan voor de Natura 2000-gebieden Maasduinen en Mariapeel en Deurnsche peel, die op een afstand van 5,5 respectievelijk ongeveer 7 km van het plangebied liggen. De Duitse Natura 2000-gebieden liggen op 11 km van het plangebied. Aangezien de gevolgen van het plan op de Nederlandse Natura 2000-gebieden zodanig gering waren, bestond volgens de gemeenteraad geen aanleiding om onderzoek te doen met betrekking tot de verder gelegen Duitse gebieden.

De Voorzitter overweegt dat in de passende beoordeling is geconcludeerd dat het plan geen negatieve effecten heeft op de Nederlandse Natura 2000-gebieden. De Duitse Natura 2000-gebieden zijn op een grotere afstand van het plangebied gelegen dan de Nederlandse Natura 2000-gebieden. Gelet hierop is er geen aanleiding voor het oordeel dat de effecten van het plan op de Duitse Natura 2000-gebieden hadden moeten worden onderzocht.

Afwijkingsbevoegdheid
Ingevolge lid 3.6.1 van artikel 3 kan het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 3 lid 3.5 bepaalde teneinde de oppervlakte aan bebouwing die voor de intensieve veehouderij en de oppervlakte aan bebouwing die als veestal in gebruik is te vergroten, indien
a. de vergroting aantoonbaar noodzakelijk is om te kunnen voldoen aan wettelijke eisen van dierenwelzijn en/of veterinaire gezondheid;
b. geen significant negatief effect optreedt voor de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden als gevolg van de depositie van ammoniak;
c. als gevolg van de vergroting geen onevenredige geurhinder optreedt voor woningen van derden;
d. de vergroting geen onevenredig negatief effect heeft op de waterhuishouding;
e. de vergroting er niet toe leidt dat meer dan 1 hectare van de bebouwing binnen het bouwvlak voor intensieve veehouderij gebruikt wordt.

De Afdeling wijst op de Aanvulling op het Milieueffectrapport. Hierin is vermeld dat de afwijkingsmogelijkheid voor een uitbreiding in verband met dierenwelzijn geclausuleerd is. Toepassing is alleen mogelijk onder voorwaarden die er met name toe strekken dat de milieugevolgen in afdoende mate binnen de perken blijven en in essentie niet anders worden dan in het Milieueffectrapport beschreven. In de Aanvulling op het Milieueffectrapport staat dat het mede gezien de beperkte, fysieke en kwantitatieve uitbreiding die dan mogelijk is, niet nodig is de gevolgen specifiek te onderzoeken in het Milieueffectrapport. Door de gestelde voorwaarden is de uitkomst immers bij voorbaat duidelijk, zo staat in de Aanvulling op het Milieueffectrapport.

De Afdeling overweegt dat met het opnemen van de afwijkingsbevoegdheid de uitbreiding van de bebouwing die wordt gebruikt ten behoeve van de intensieve veehouderij tot 1 hectare in beginsel planologisch aanvaardbaar moet worden geacht. Dit brengt met zich dat de gemeenteraad al bij de vaststelling van het plan, en niet eerst bij de toepassing van de afwijkingsvoorwaarden, moet hebben afgewogen of de situatie die kan ontstaan door de toepassing van deze bevoegdheid planologisch aanvaardbaar is. Gelet hierop heeft de gemeenteraad de vraag of de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid gevolgen kan hebben voor het milieu en de natuur niet mogen afdoen met de enkele verwijzing naar de afwijkingsvoorwaarden. Het had op de weg van de gemeenteraad gelegen in zoverre al bij de vaststelling van het plan nader onderzoek naar deze gevolgen te doen. Het plan is in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid vastgesteld.

Uitspraak
De Afdeling verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond en vernietigt het vaststellingsbesluit, voor zover het artikel 3 lid 3.6.1 van de planregels betreft. De Afdeling draagt de gemeenteraad van Apeldoorn op om binnen 20 weken met betrekking tot dit planonderdeel een nieuw besluit te nemen.