ECLI:NL:RVS:2013:CA0161
Betreft | Bestemmingsplan buitengebied Midden-Drenthe |
---|---|
Datum uitspraak | 15-05-2013 |
Rechtsprekende instantie | Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
Proceduresoort | Eerste aanleg - meervoudig |
Trefwoorden | bestemmingsplannen, plan-m.e.r., buitengebied, Natura 2000-gebieden, passende beoordeling, maximaal |
Bronnen vindplaats | Zaaknummer 201203598/1/R4 |
Conclusies voor de m.e.r. praktijk
- In de passende beoordeling moet uit worden gegaan van de maximale planologische mogelijkheden van het bestemmingsplan.
- Voor de voorziene ontwikkeling (uitbreiding camping) is destijds een artikel 19 WRO-vrijstelling verleend. De passende beoordeling kan onder verwijzing naar de onherroepelijke vrijstelling niet achterwege blijven, nu het bestemmingsplan meer kampeerplaatsen planologisch mogelijk maakt dan de artikel 19 WRO-vrijstelling.
NB De Commissie heeft over het MER geadviseerd onder nummer P2382.
Casus
Op 26 januari 2012 heeft de gemeenteraad van Midden-Drenthe het bestemmingsplan “Buitengebied Midden-Drenthe” vastgesteld. Dit bestemmingsplan geeft een regeling voor het buitengebied van de gemeente Midden-Drenthe. Het plan is grotendeels conserverend van aard. In het plan is voor een camping voorzien in de bestemming “Recreatie-Verblijfsrecreatie 1”.
Een appellante betoogt dat het gebruik dat de bestemming “Recreatie-Verblijfsrecreatie 1” mogelijk maakt, ten onrechte niet is meegenomen in de passende beoordeling in het kader van de plan-MER.
De gemeenteraad betoogt dat deze bestemming voortvloeit uit een artikel 19 WRO-vrijstelling. Deze 19 WRO-vrijstelling is ten behoeve van de camping verleend en is inmiddels onherroepelijk. Naar mening van de gemeenteraad moet deze artikel 19 WRO-vrijstelling als onderdeel van de autonome situatie voor het bestemmingsplan worden gezien. Bij de verlening van deze is destijds een voortoets gedaan. Hieruit bleek volgens de gemeenteraad dat het Natura 2000-gebied Dwingelderveld geen belemmering vormde voor het verlenen van de vrijstelling. Verder betoogt de gemeenteraad dat de verleende Nbw-vergunning voor het kampeerterrein het maximaal aantal kampeerplaatsen waarborgt.
Overwegingen van de bestuursrechter
De Afdeling overweegt dat voor de uitbreiding van de camping met maximaal 250 standplaatsen op 4 november 2008 een Nbw-vergunning is verleend. Op 2 september 2009 is een artikel 19 WRO-vrijstelling verleend voor het gebruik als camping met 240 kampeereenheden op een oppervlakte van 8 ha. Dit vrijstellingsbesluit is onherroepelijk.
Ten behoeve van het bestemmingsplan Midden-Drenthe is een passende beoordeling opgesteld. Die passende beoordeling is opgenomen in het plan-MER. De ontwikkeling die het bestemmingsplan voor de camping mogelijk maakt, is niet in de passende beoordeling/het plan-MER betrokken. Het maximum aantal kampeerplaatsen van 240 is niet in het bestemmingsplan vastgelegd. De gemeenteraad schat in dat op het perceel van 8 ha 700 kampeerplaatsen mogelijk zijn.
Het aantal kampeerplaatsen in het bestemmingsplan is niet beperkt, dus het bestemmingsplan maakt meer mogelijk dan de artikel 19 WRO-vrijstelling.
Het ecologisch onderzoek dat voor de Nbw-vergunning is verricht, kan verder niet voor het bestemmingsplan worden gebruikt. Dat onderzoek gaat immers uit van 250 kampeerplaatsen en niet van de maximale mogelijkheden van het bestemmingsplan. De gemeenteraad heeft deze maximale mogelijkheden ten onrechte niet in de passende beoordeling voor het bestemmingsplan betrokken.
De Afdeling oordeelt dat het bestemmingsplan in strijd is met artikel 19j Nbw en artikel 7.2a Wm.
Uitspraak
Tegen het besluit tot vaststelling van dit bestemmingsplan zijn meerdere appellanten in beroep gegaan. De Afdeling verklaart het beroep van de hiervoor genoemde appellante gegrond. De Afdeling vernietigt het vaststellingsbesluit, voor zover het de bestemming “Recreatie-Verblijfsrecreatie 1” voor het perceel van de camping betreft. De Afdeling draagt de gemeenteraad van Midden-Drenthe op om een nieuw besluit te nemen.