ECLI:NL:RVS:2014:1213

Betreft Bestemmingsplan bedrijventerrein Best
Datum uitspraak 09-04-2014
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden houdbaarheidstermijn, SMB-richtlijn, Flora- en faunawet, bestemmingsplannen, bedrijventerreinen, Best
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 201203768/1/R3
JM 2014, 79 met noot Wagenmakers

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Het onderzoek voor een plan-MER mag enkele jaren oud zijn, als niet is aangetoond dat het verouderd of gebrekkig is.
  • Een beroep dat de Nederlandse m.e.r.-regelgeving niet in overeenstemming zou zijn met de Smb-richtlijn, moet geconcretiseerd worden.

Casus

De gemeente Best heeft op 6 februari 2012 bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Best’ vastgesteld, en op 4 februari 2013 het gewijzigde plan vastgesteld. Het plan is hoofdzakelijk conserverend, maar maakt ook een nieuwe vestiging van een bouwmarkt, een hotel en detailhandel in een bestaande groothandel mogelijk.In het plan-MER is gebruik gemaakt van een eerder flora- en faunaonderzoek en is geconcludeerd dat de Flora- en faunawet de ontwikkelingen in het bestemmingsplan niet in de weg staan.

Appellanten voeren onder andere aan dat voor de beoogde nieuwbouwlocatie de onderzoeken ontoereikend en verouderd zijn. Volgens de gemeenteraad is in een onderzoeksrapport van 5 september 2010 een verkennende inventarisatie gemaakt naar de aanwezige vogels en vleermuizen op de nieuwbouwlocatie. Daarvan worden geen verblijf- en rustplaatsen gevonden. De conclusie luidt dat de locatie niet van waarde is voor vogels en vleermuizen.
Ook betwijfelen appellanten of de Nederlandse m.e.r.-regelgeving voldoet aan artikel 6.3 van de Smb-richtlijn dat noodzaakt tot het aanwijzen van een onafhankelijke instantie die over de inhoud van een MER moet worden geraadpleegd. Dit baseren ze op het arrest van het Hof van Justitie van 20 oktober 2011, C-474/10, Seaport e.a.

Overwegingen van de bestuursrechter
Volgens de Afdeling bestuursrechtspraak kan een bestemmingsplan niet worden vastgesteld als de gemeenteraad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de Flora-en faunawet de uitvoering van het plan in de weg staat. Appellanten hebben niet aannemelijk gemaakt dat de onderliggende onderzoeken verouderd zijn of dat ze dusdanig gebrekkig zijn dat ze niet aan het besluit ten grondslag gelegd mogen worden.
Appellanten hebben niet geconcretiseerd in welk opzicht de Nederlandse m.e.r.-regelgeving in strijd is met de Smb-richtlijn.

Uitspraak
De Afdeling wijst bovenvermelde beroepen af.