ECLI:NL:RVS:2014:3763

Betreft Wijzigingsplan Buitengebied Asten
Datum uitspraak 22-10-2014
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden intensieve veehouderij, stikstofdepositie, maximale mogelijkheden, Natura 2000-gebieden, planregels
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 201306991/1/R3

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Als de al vergunde diersoort en maximale staloppervlakte in planregels worden vastgelegd, kan toename van stikstofdepositie, en daarmee de noodzaak voor een passende beoordeling en plan-MER, worden uitgesloten.

Casus

Op 11 juni 2013 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Asten het wijzigingsplan ‘Buitengebied Asten 2008, wijziging [locatie1]’ vastgesteld. Het wijzigt de vorm van een bouwblok van ca. 1,3 ha met de bestemming ‘Agrarisch-Landschappelijke- en Natuurwaarden’ en met de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ op het perceel [locatie1]. Het bouwblok verandert niet in omvang.

Appellant voert aan dat ten onrechte geen Passende beoordeling, en dus een MER, is gemaakt. Daartoe voert hij aan dat significante nadelige gevolgen niet op voorhand zijn uit te sluiten, omdat niet is uitgegaan van de maximale mogelijkheden van het wijzigingsplan maar van de verleende milieuvergunning. In het wijzigingsplan zijn het gebruik van luchtwassers en de diersoort niet vastgelegd.

Verder meent appellant dat de toename van de bedrijfsbebouwing ten koste zal gaan van het foerageergebied van diverse vogelsoorten.

Volgens het college is een Passende beoordeling niet nodig, omdat de verleende en onherroepelijke milieuvergunning een representatieve invulling van de maximale mogelijkheden van het plan is.

Volgens vergunninghouder is een Passende beoordeling niet vereist, omdat het plan de vergunde situatie één op één vastlegt.

Overwegingen van de bestuursrechter
De Afdeling constateert dat Het Natura 2000-gebied Groote Peel op een afstand ligt van ongeveer 600 m van het plan. In dat gebied overnachten de Taigarietgans en de Toendrarietgas. De gebieden erbuiten dienen als foerageergebieden en zijn belangrijk voor de instandhouding.

Door appellant is niet onderbouwd waarom de vormverandering van het bouwblok het foerageergebied van de ganzen zou aantasten. De Afdeling wijst deze beroepsgrond af en weegt daarbij mee dat het om een geringe vormverandering van een bestaand bouwblok gaat en dat aansluitend op de bestaande bebouwing nieuwbouw mogelijk wordt gemaakt.

De Afdeling overweegt verder dat de milieuvergunning volledig wordt benut en dat de oppervlakte van de stallen overeenkomt met de maximale bebouwingsoppervlakte in het bestemmingsplan. Omdat echter de diersoort niet is vastgelegd, sluit de Afdeling niet uit dat een diersoort met een hogere ammoniakemissie kan worden gehouden. Significant nadelige gevolgen als gevolg van het wijzigingsplan zijn daarom niet uitgesloten. Het plan is daarom in strijd met artikel 19j van de Natuurbeschermingswet 1998.

De Afdeling ziet geen aanleiding voor het vastleggen van luchtwassers en maximale ammoniakemissie in het wijzigingsplan, als de diersoort en maximale aantal vierkante meters voor het houden van dieren wel zijn vastgelegd en de milieuvergunning en milieuregelgeving ook geen verdere uitbreiding mogelijk maken.

Uitspraak
De Afdeling verklaart het beroep gegrond en voorziet zelf in de zaak door het vastleggen van de diersoort in de planregels.