ECLI:NL:RVS:2015:3995

Betreft Bestemmingsplan ‘Maaijkant 11’ Baarle-Nassau
Datum uitspraak 14-12-2015
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Voorlopige voorziening
Trefwoorden bestemmingsplannen, Baarle-Nassau, kaderstelling, maximale mogelijkheden, intensieve veehouderij
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 201506993/2/R3

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Voor een bestemmingsplan moet een MER worden opgesteld als het kaderstellend is voor de verruiming van een omgevingsvergunning, waaraan een m.e.r.-beoordeling ten grondslag ligt.

Casus

Op 15 juli 2015 heeft de raad van de gemeente Baarle-Nassau het bestemmingsplan ‘Maaijkant 11’ vastgesteld. Het plan voorziet in vergroting van het bouwvlak voor een intensieve veehouderij tot 2,5 ha op het perceel Maaijkant 11 te Ulicoten.

Op 25 november 2008 is door het college van burgemeester en wethouders van Baarle-Nassau voor de uitbreiding van de varkenshouderij een revisievergunning verleend. Aan de vergunning lag een m.e.r.-beoordelingsprocedure ten grondslag, omdat de aanvraag een D-drempel in de bijlage bij het Besluit m.e.r. overschrijdt. Op 8 april 2008 heeft het college besloten dat geen MER hoeft te worden opgesteld.

Appellant voert aan dat ten onrechte geen MER is opgesteld voor het bestemmingsplan. Volgens appellant is geen sprake van een één-op-één inpassing van de milieuvergunning uit 2008. Hij wijst er in dat verband op dat geen maximale dierenaantallen in het plan zijn vastgelegd en dat het bouwvlak ruimte biedt voor meer stallen. Ook zouden andere dieren gehouden kunnen worden? in het gedeelte van het plandeel zonder de aanduiding ‘intensieve veehouderij’; hij verwijst daarbij naar de uitspraak van 30 mei 2012 in zaaknr. 201106356/1/R1.

Overwegingen van de bestuursrechter 
De Voorzitter constateert dat in het plan op gronden voor ‘Agrarisch-Agrarisch bedrijf’ alleen varkenshouderijen zijn toegestaan bij de aanduiding ‘ intensieve veehouderij’. Daarbij mag er 1 bedrijf per bestemmingsvlak zijn. Volgens de plantoelichting is het plan niet kaderstellend voor een besluit, omdat het niet meer mogelijk maakt dan wat is vergund. Om die reden is afgezien van het opstellen van een MER. Ook zijn de omstandigheden sinds het verlenen van de vergunning niet wezenlijk veranderd.

De Voorzitter is niet overtuigd dat het plan niet meer ruimte biedt dan hetgeen is vergund. De milieuvergunning ziet op het realiseren van een stal voor ongeveer 2000 fokzeugen en 2000 vleesvarkens, met een totale mestproduktie van 17.000 m3/jaar. Volgens de plantoelichting kunnen maximaal 3000 fokzeugen worden gehuisvest en bedraagt de mestproductie maximaal 21.000 m3/jaar. Het houden van meer fokzeugen in plaats van vleesvarkens is in de m.e.r.-beoordeling bij de vergunning niet beoordeeld.

Naar het oordeel van de Voorzitter is niet uitgesloten dat het plan kaderstellend is voor een eventueel te verlenen omgevingsvergunning voor het houden van meer of andere varkens met grotere gevolgen voor het milieu. Daarom had een plan-MER voor het plan opgesteld moeten worden.

Beslissing 
De Voorzitter schorst het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan.