ECLI:NL:RVS:2015:999
Betreft | Wijzigingsplan Deurne |
---|---|
Datum uitspraak | 01-04-2015 |
Rechtsprekende instantie | Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
Proceduresoort | Eerste aanleg - meervoudig |
Trefwoorden | wijzigingsplan, Deurne, passende beoordeling, Natura 2000-gebieden, intensieve veehouderij, stikstofdepositie, saldering, referentiesituatie |
Bronnen vindplaats | Zaaknummer 201402973/1/R3 |
Conclusies voor de mer praktijk
- Het vaststellen van een plan mag niet zonder Passende beoordeling en daarmee een plan-MER, als op grond van externe saldering geconcludeerd wordt dat het plan geen belangrijke nadelige gevolgen heeft voor Natura 2000-gebieden.
Casus
Op 18 februari 2014 heeft het college van B&W van de gemeente Deurne het wijzigingsplan ‘Hoogdonkseweg 6’ vastgesteld. Het plan voorziet in de vormverandering van een agrarisch bouwblok om de bouw van een stal met een inpandige loods mogelijk te maken. Op het perceel is al een intensieve veehouderij gevestigd.
Appellanten voeren aan dat voor het plan een Passende beoordeling en daarmee een plan-MER had moeten worden gemaakt, omdat het plan zal leiden tot een toename van stikstofdepositie op het nabijgelegen Natura 2000-gebied Deurnsche Peel en Mariapeel. Zij zijn het niet eens met het college dat uit artikel 19kd van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998) volgt dat dat niet nodig zou zijn, omdat door externe saldering per saldo de stikstofdepositie zal afnemen.
Het college voert daarnaast aan dat het wijzigingsplan geen ruimere bouwmogelijkheden biedt dan het voorgaande bestemmingsplan.
Overwegingen van de bestuursrechter
De Afdeling constateert dat het Natura 2000-gebied al overbelast is door de huidige stikstofdepositie. Een toename van stikstofdepositie kan daarom belangrijk nadelige gevolgen hebben voor stikstofgevoelige habitats. Door de vormwijziging van het bouwblok kan een extra stal met een oppervlakte van 5000 m2 gebouwd worden. De maximale ammoniakemissie neemt daardoor met 360,9 kg per jaar toe. Deze toename is verrekend met een afname van ammoniakemissie van 439,2 kg per jaar voor een inrichting op een ander perceel.
De Afdeling overweegt dat uit vaste jurisprudentie over artikel 19j van de Nbw 1998 en uit de brief van de Minister van I&M van 2 juli 2013 (kenmerk DGNR-PDJNG/13114907) aan de Commissie m.e.r. volgt, dat bij de beoordeling van de vraag of een plan leidt tot belangrijk nadelige effecten moet worden uitgegaan van de feitelijke situatie ten tijde van de vaststelling van het plan als referentiekader. Artikel 19kd van de Nbw 1998 moet ook op die manier worden uitgelegd. In artikel 19kd wordt geregeld dat geen Passende beoordeling hoeft te worden opgesteld als per saldo geen toename van stikstofdepositie plaatsvindt. Daar mag externe saldering niet bij worden betrokken.
De Afdeling beoordeelt of het rapport ‘Ammoniak Hoogdonkseweg 6’ van januari 2013 van ROBA Advies kan gelden als een Passende beoordeling. Dat rapport gaat niet uit van de maximale mogelijkheden van het plan, omdat niet is uitgesloten dat een andere diersoort dan varkens met een hogere ammoniakuitstoot kan worden gehouden. Ook is ten onrechte geen berekening gemaakt voor het gedeelte van het Natura 2000-gebied dat dichtbij het bedrijf ligt.
Naar het oordeel van de Afdeling had het college het rapport niet aan het besluit ten grondslag mogen leggen. Het wijzigingsplan is in strijd met artikel 19j, tweede lid, van de Nbw 1998 en artikel 7.2a, eerste lid, van de Wet milieubeheer vastgesteld.
Uitspraak
De Afdeling verklaart de beroepsgrond gegrond, en vernietigt het besluit.
NB: zie ook ABRvS, 1 april 2015, zaaknr. 201308952/1/R3, bestemmingsplan ‘Buitengebied Steenbergen”