ECLI:NL:RVS:2016:1663
Betreft | Bestemmingsplan Buitengebied Vechtoevers-Zuid, Ommen |
---|---|
Datum uitspraak | 15-06-2016 |
Rechtsprekende instantie | Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
Proceduresoort | Eerste aanleg - meervoudig |
Trefwoorden | m.e.r.-beoordeling, stedelijke ontwikkeling, Ommen, bestemmingsplannen, buitengebied, alternatieven |
Bronnen vindplaats | Zaaknummer 201600505/1/R6 |
Conclusies voor de m.e.r. praktijk
-
Als in een m.e.r.-beoordeling geconcludeerd wordt dat er geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn, hoeven geen alternatieven onderzocht te worden.
-
Er is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als eenzelfde bestemming al mogelijk was in het vorige plan.
Casus
Op 3 december 2015 heeft de raad het bestemmingsplan ‘Buitengebied, Vechtoevers-Zuid, Ommen’ vastgesteld. Het plan beoogt de waterveiligheid in Ommen te vergroten door een nevengeul aan te leggen en zo het water meer ruimte te geven. Tevens voorziet het plan in de aanleg van twee bruggen, compensatie van kampeerplekken en recreatieve bouw- en gebruiksmogelijkheden. Het plan vloeit voort uit het programma ‘Ruimte voor de Vecht’ en het uitvoeringsproject ‘Vechtoevers Ommen’. Door de aanleg van natuurvriendelijke oevers en de nevengeul wordt verwacht dat het aantal diersoorten zal toenemen.
Ladder voor duurzame stedelijke ontwikkeling
Appellant voert aan dat het plan ten onrechte 120 stacaravans mogelijk maakt. Hij acht dit in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Die bepaling vereist een onderbouwing van het nut en de noodzaak van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
M.e.r.-beoordeling
Appellant is verder van mening dat de m.e.r.-beoordeling niet goed is gedaan, omdat geen alternatieven zijn onderzocht.
Overwegingen van de bestuursrechter
Ladder voor duurzame stedelijke ontwikkeling
De Afdeling oordeelt dat in dit geval geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro. De Afdeling wijst er op dat het vorige plan ook voorzag in recreatieterrein op deze plek. Het betreft een herinrichting van het terrein.
M.e.r.-beoordeling
De Afdeling overweegt dat bij de voorbereiding van het plan de m.e.r.-beoordeling ‘bestemmingsplan Buitengebied, Vechtoevers-Zuid, te Ommen’ van Antea Group van 28 april 2015 is opgesteld. Daarin is voor een groot aantal aspecten onderzocht of het plan grote nadelige gevolgen voor het milieu heeft. Op grond van het rapport heeft de raad besloten dat geen milieueffectrapport hoefde te worden opgesteld. De Afdeling constateert dat appellant niet heeft aangevoerd waarom de m.e.r.-beoordeling niet goed zou zijn. De Afdeling stelt dat als in een m.e.r.-beoordeling geconcludeerd wordt dat geen sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, alternatieven niet onderzocht hoeven te worden.
Beslissing
De Afdeling verklaart het beroep ongegrond.