ECLI:NL:RVS:2016:2615

Betreft Bestemmingsplan Cortenoeverseweg 119-125 Brummen
Datum uitspraak 05-10-2016
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden Brummen, bestemmingsplannen, locatiealternatieven, veehouderij
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 201604157/1/R6

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Als het bevoegd gezag in een besluit verwijst naar het milieueffectrapport, stemt het in met de inhoud van het milieueffectrapport en neemt het een standpunt in over onderzochte alternatieven.

  • Een alternatief met grote risico’s voor de initiatiefnemer is geen reëel alternatief.

  • Een alternatief dat gebruik maakt van gronden die zijn opgenomen in en op termijn nodig kunnen zijn voor het Hoogwaterbeschermingsprogramma, is geen reëel alternatief.

Casus

Op 31 maart 2016 heeft de raad van de gemeente Brummen het bestemmingsplan Cortenoeverseweg 119-125 vastgesteld. Op 15 april 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brummen omgevingsvergunningen verleend voor een melkveehouderij met bedrijfswoning op de locatie Cortenoeverseweg 125 en voor een paardenhouderij bestaande uit een bedrijfswoning, twee paardenstallen, binnenbak met kantine, buitenbak, stapmolen, longeercirkel, tasloods en een mestplaat op de locatie Cortenoeverseweg 119-121 te Brummen.

Appellanten voeren aan de dat de raad bij de vaststelling van het plan ten onrechte niet zelf geoordeeld heeft over locatiealternatieven, maar alleen verwijst naar het Milieueffectrapport Bedrijfsverplaatsingen Cortenoeverseweg 117-125.

Ook vinden zij dat de raad niet goed heeft gemotiveerd waarom gekozen is voor bouwvariant III in het milieueffectrapport. Zij voeren zelf twee andere bouwvarianten aan (bouwvarianten IV en V genaamd), die volgens hen leiden tot minder aantasting van eigen uitbreidingsmogelijkheden en van het goede woon- en leefklimaat.

Overwegingen van de bestuursrechter
De Afdeling constateert dat in de reactie op de zienswijzen over het bestemmingsplan verwezen wordt naar het milieueffectrapport. De raad heeft ingestemd met de reactie op de zienswijzen. Dat betekent naar het oordeel van de Afdeling dat de raad ook achter de inhoud van het milieueffectrapport staat. Daarmee heeft de raad een standpunt ingenomen over de locatiealternatieven. Ook zijn de conclusies van het milieueffectrapport opgenomen in de toelichting bij het bestemmingsplan.

In het milieueffectrapport staat dat, gelet op de overheersende windrichting vanuit het zuidwesten, bouwvariant III leidt tot minder risico’s voor de gezondheid van de paarden. In die bouwvariant wordt de paardenhouderij namelijk gesitueerd ten zuiden van de veehouderij. Bovendien kan gebruik worden gemaakt van een bestaande ontsluitingsweg. Daarnaast heeft de raad rekening willen houden met de bestaande bedrijfswoning bij de paardenhouderij. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad voldoende gemotiveerd waarom voor bouwvariant III gekozen is.

De Afdeling oordeelt ook dat bouwvariant IV geen reëel alternatief is, omdat in die variant gebruik zou worden gemaakt van gronden die opgenomen zijn in het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Die gronden zijn op termijn wellicht nodig in het kader van dat programma. De paardenhouderij zal dan opnieuw verplaatst moeten worden. Het is redelijk om daarmee rekening te houden.

Ook bouwvariant V is naar het oordeel van de Afdeling geen reëel alternatief, omdat in die variant ontsluiting over de dijk zou moeten plaatsvinden. Daar heeft het Hoogheemraadschap bezwaren tegen, waardoor initiatiefnemer een groot investeringsrisico zou lopen.

Beslissing
De Afdeling verklaart het beroep ongegrond, maar vernietigt sommige plandelen vanwege andere beroepsgronden.