ECLI:NL:RVS:2017:238

Betreft Inpassingsplan hoogspanningsverbinding Kop Noord-Holland
Datum uitspraak 01-02-2017
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden hoogspanningsleidingen, inpassingsplan, elektromagnetische velden, elektriciteit, windturbineparken, Wieringermeer, gezondheid
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 201603535/1/R6

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Als aannemelijk is dat de vergroting van de capaciteit van het elektriciteitsnetwerk ook zonder een windpark wenselijk is, hoeft hiervoor geen gezamenlijke m.e.r.-beoordeling plaats te vinden.

  • Omdat langetermijneffecten op de gezondheid als gevolg van blootstelling aan een magnetisch veld onzeker zijn, is het niet onredelijk om uit te gaan van het rijksbeleid daarover.

Casus

Op 4 april 2016 hebben provinciale staten van Noord-Holland het inpassingsplan “Netuitbreiding Kop van Noord-Holland” (hierna: het inpassingsplan) vastgesteld. Het inpassingsplan voorziet in een nieuwe ondergrondse hoogspanningsverbinding tussen een nieuw transformatorstation en vier bestaande transformatorstations. De stations zetten de spanning om van (de landelijke) 150 kV naar (de regionale) 20 kV, en herverdelen tekorten en overschotten op landelijke schaal. De uitbreiding van de capaciteit is volgens provinciale staten nodig door de toename van het verbruik en de productie van elektriciteit, en vanwege de realisatie van Windpark Wieringenmeer.

Samenhang
Appellanten voeren aan dat de m.e.r.-beoordeling gezamenlijk met het Windpark Wieringenmeer had moeten plaatsvinden, en niet afzonderlijk.

Gezondheid
Appellanten voeren verder aan dat onvoldoende zekerheid is dat geen schade aan hun gezondheid optreedt door de 150 kV-hoogspanningsverbinding.

Overwegingen van de bestuursrechter

Samenhang
De Afdeling constateert dat Windpark Wieringenmeer onder categorie D22.2 van de bijlage bij het Besluit m.e.r. (oprichting, wijziging of uitbreiding van een windturbinepark) valt en dat voor dat Windpark een m.e.r. is doorlopen. Het inpassingsplan valt onder categorie D24.2 (de aanleg, wijziging of uitbreiding van een ondergrondse hoogspanningsleiding). Voor het inpassingsplan heeft een m.e.r.-beoordeling plaatsgevonden. Daarin staat dat geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu als gevolg van het inpassingsplan zullen optreden en dat het opstellen van een milieueffectrapport niet nodig is.

De Afdeling overweegt dat het inpassingsplan en het windpark geen afzonderlijke fasen van dezelfde activiteit zijn. Verder vindt de Afdeling het aannemelijk dat de vergroting van de capaciteit van het elektriciteitsnetwerk ook zonder het windpark wenselijk is.

Door de aanleg van het windpark is de vergroting van de capaciteit wel urgenter geworden, maar dat betekent nog niet dat beide ontwikkelingen één activiteit zijn. De ontwikkelingen hebben geen zodanige samenhang dat ze als één activiteit gezien moeten worden. Het was daarom mogelijk de ontwikkelingen afzonderlijk te beoordelen. Ook is niet aannemelijk dat de conclusie uit de m.e.r.-beoordeling anders zou zijn geweest als deze gezamenlijk met het windpark was beoordeeld.

Gezondheid
De Afdeling verwijst naar haar uitspraak van 29 december 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO9217, waarin zij overwoog dat als gevolg van getransporteerde stroom een magnetisch veld ontstaat. De sterkte van het magnetisch veld is afhankelijk van de hoeveelheid stroom die vervoerd wordt en van de afstand tot de bron die het veld veroorzaakt. In de genoemde uitspraak wordt een onderscheid gemaakt tussen korte termijneffecten en langetermijneffecten. Korte termijneffecten ontstaan door opgewekte stroom in het lichaam. Voor langetermijneffecten is geen aannemelijk biologisch mechanisme vastgesteld. In Nederland zijn geen wettelijke normen voor blootstelling van de bevolking aan magnetische velden.

Om korte termijneffecten te voorkomen, wordt in Nederland -overeenkomstig de aanbeveling van de Europese Unie- uitgegaan van blootstelling aan maximaal 100 microtesla. Dat is de laagste blootstelling waarbij effecten kunnen optreden. In Nederland wordt deze nergens overschreden. Over langetermijneffecten is rijksbeleid vastgesteld. Het advies is om blootstelling aan meer dan 0,4 microtesla gemiddeld per jaar bij gevoelige bestemmingen zoals woningen, scholen en kinderopvangplaatsen te vermijden. De Afdeling heeft in de uitspraak van 2010 overwogen dat het redelijk is van dit beleid uit te gaan bij de aanleg van bovengrondse hoogspanningsverbindingen.

Vergunninghouder meent dat dat beleid niet van toepassing is op ondergrondse hoogspanningsverbindingen. De Afdeling oordeelt dat het beleid in beginsel ook op ondergrondse hoogspanningsverbindingen van toepassing is.

Bij de aanleg van het tracé is zoveel mogelijk vermeden nieuwe gevoelige bestemmingen aan een magnetische veldsterkte boven de 0,4 microtesla (jaargemiddelde) bloot te stellen. Daarbij is in beginsel een afstand van 15 meter (horizontaal of verticaal) tussen gevoelige bestemmingen en een open ontgraving en een afstand van 10 meter (verticaal) tussen gevoelige bestemmingen en gestuurde boringen aangehouden. Gelet op de onzekerheden over effecten van hoogspanningsverbindingen op de gezondheid acht de Afdeling het niet onredelijk dat provinciale staten hebben aangesloten bij het rijksbeleid bij de vaststelling van het inpassingsplan.

Uitspraak
De Afdeling verklaart het beroep ongegrond.