ECLI:NL:RVS:2018:1956
Betreft | Bestemmingsplan bedrijventerrein De Klomp |
---|---|
Datum uitspraak | 13-06-2018 |
Rechtsprekende instantie | Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
Proceduresoort | Eerste aanleg - meervoudig |
Trefwoorden | bedrijventerreinen, Ede, stedelijke ontwikkeling, actualisatie MER, alternatieven |
Bronnen vindplaats | Zaaknummer 201704050/1/R1 |
Conclusies voor de m.e.r. praktijk
- Een milieueffectrapport voor een globaal bestemmingsplan mag worden aangevuld voor besluitvorming over het uitwerkingsplan als:
- het globale plan duidelijke uitwerkingsregels bevat
- locatie, opzet en oppervlakte niet wezenlijk wijzigen
- de nieuwe informatie geen invloed heeft op de eerdere alternatievenweging.
Casus
Op 23 maart 2017 heeft de raad van de gemeente Ede het bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein De Klomp’ vastgesteld. Het plan ziet op een bedrijventerrein van ca. 22 ha in het oostelijk deel van De Klomp, één van de drie nieuwe bedrijventerreinen in de regio Ede-Veenendaal. Voor de drie bedrijventerrein is in 2004 het globale bestemmingsplan ‘ISEV’ vastgesteld. Aan dat plan lag het 'Milieueffectrapport bedrijventerreinen ISEV’ uit 2003 ten grondslag. Voor de besluitvorming over het bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein De Klomp’ is dat milieueffectrapport aangevuld door middel van het rapport ‘Aanvulling milieueffectrapport bedrijventerrein ISEV; bestemmingsplan bedrijventerrein De Klomp’.
Appellant meent dat een nieuw milieueffectrapport gemaakt had moeten worden, omdat in 2003 de ontwikkeling van De Klomp alleen maar op hoofdlijnen bekend was en pas in 2016 een uitwerking op detailniveau heeft plaatsgevonden. In 2016 kon een goed beeld van de milieueffecten worden gevormd. De in 2003 afgevallen alternatieven zijn volgens hem onvoldoende betrokken bij de ontwikkeling van De Klomp. Hij voert aan dat het alternatievenonderzoek ondeugdelijk is geweest en dat het plan in strijd met artikel 7.7 van de Wet milieubeheer is vastgesteld.
Overwegingen van de bestuursrechter
De Afdeling constateert dat de raad het milieueffectrapport uit 2003 op een aantal punten heeft geactualiseerd. Uit de aanvulling blijkt dat het uitgewerkte plan minder positief wordt beoordeeld voor wat betreft duurzaamheid, energie en ruimtegebruik. Andere effecten zijn juist positiever beoordeeld; omdat het terrein minder verkeer aantrekt, zijn er minder negatieve effecten op de omgeving, zoals minder verstoring van broedvogels in het GeldersNatuurNetwerk. De meer gedetailleerde informatie van 2016 heeft geen invloed op aspecten bodemkwaliteit, water, landschap, cultuurhistorie, archeologie, geur en externe veiligheid van de onderzochte alternatieven. De Afdeling overweegt dat in het bestemmingsplan ISEV wel duidelijke uitwerkingsregels golden voor een bedrijventerrein en dat locatie, opzet en oppervlakte niet wezenlijk gewijzigd zijn. Naar het oordeel van de Afdeling mocht de raad het milieueffectrapport uit 2003 daarom mede ten grondslag leggen aan het besluit over bestemmingsplan De Klomp. Dat een aantal aspecten anders beoordeeld worden, maakt niet dat het milieueffectrapport uit 2003 niet langer bruikbaar is. Waar het om gaat is dat de nieuwe, meer gedetailleerde informatie geen invloed heeft op de effecten van de alternatieven en de destijds gemaakte keuzes. Appellant heeft geen concrete aanknopingspunten waarom het rapport van 2016 onjuist zou zijn.
Uitspraak
De Afdeling verklaart het beroep ongegrond.