ECLI:NL:RVS:2018:2496

Betreft Omgevingsvergunning pluimveehouderij Mill en Sint Hubert
Datum uitspraak 25-07-2018
Rechtsprekende instantie  Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Hoger beroep
Trefwoorden Mill en Sint Hubert, pluimveehouderij, omgevingsvergunning, gezondheid, intensieve veehouderij, fijn stof, endotoxinen
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 201709408/1/A1

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • De beoordeling of een milieueffectrapport moet worden opgesteld is niet hetzelfde als de beoordeling of een project wel of niet kan worden vergund: in het eerste geval gaat het uitsluitend om de vraag of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden.
  • De gevolgen van blootstelling aan endotoxinen wegen mee bij de beoordeling of een milieueffectrapport noodzakelijk is, ook al is nog onderzoek naar de advieswaarden en rekenmethoden nodig.
  • Dat de bestaande situatie niet aan de advieswaarden voor endotoxine voldoet, maakt niet dat voor de nieuwe situatie geen milieueffectrapport kan worden vereist.
  • Als nader onderzoek naar nadelige milieugevolgen via een milieueffectrapport nodig is ligt de plicht om dit onderzoek te doen niet bij het bevoegd gezag.

Casus

Op 9 november 2016 heeft het college van B&W van de gemeente Mill en Sint Hubert de aanvraag voor een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) voor het veranderen van een varkenshouderij in een pluimveehouderij geweigerd. Volgens de gemeente veroorzaakt een pluimveehouderij meer emissies van fijn stof, ammoniak en endotoxinen dan een varkenshouderij. Deze stoffen kunnen negatieve gezondheidseffecten veroorzaken. Ook wijst het college erop dat het endotoxinekader van het Bestuurlijk Platform Omgevingsrecht (hierna ‘het kader’) een afstand van 120 m aanbeveelt, terwijl de dichtstbijzijnde woning op ongeveer 61 m staat. Daarom kan het project volgens het college belangrijke nadelige milieugevolgen hebben, die aanleiding geven om een milieueffectrapport te maken. Hiertegen heeft de varkenshouder hoger beroep ingediend. Hij wijst erop dat de emissie van fijnstof voldoet aan de normen. Bovendien heeft het college zich gebaseerd op een kader dat pas na het besluit is vastgesteld. Ook kan de beoordeling van gezondheidsrisico’s alleen betrekking hebben op diersoorten die in het kader worden genoemd. Ook de al vergunde situatie voldoet niet aan de afstand uit het kader. Het is niet duidelijk waarom het opstellen van een milieueffectrapport nodig zou zijn. Tot slot betoogt appellant dat het college zelf geen onderzoek heeft gedaan, terwijl met maatregelen aan de normen kan worden voldaan.

Overwegingen van de bestuursrechter
Volgens de Afdeling bestuursrechtspraak staat niet ter beoordeling of de veehouderij vanwege emissie van endotoxinen wel of niet kan worden toegelaten. Er staat alleen ter beoordeling of het college op goede gronden heeft geoordeeld dat een milieueffectrapport moet worden gemaakt omdat de aangevraagde activiteit belangrijke nadelige milieugevolgen kan hebben.
Volgens de Afdeling is nog wetenschappelijk onderzoek nodig naar advieswaarden voor de blootstelling aan endotoxinen en de berekening van hun concentratie nabij een veehouderij (zie ook uitspraak van dezelfde dag, ECLI:NL:RVS:2018:2395). Dit laat onverlet dat een bestuursorgaan bij zijn besluitvorming ook de gevolgen van emissies van endotoxinen betrekt. De hoger beroepsgronden van appellant geven geen aanleiding voor het oordeel dat het college niet kon concluderen dat een milieueffectrapport noodzakelijk is. Dat het project aan de emissienormen voor fijn stof voldoet, wil niet zeggen dat er geen belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen zijn. Het is niet gebleken dat het ontwerp van het endotoxinekader waarop het college zich heeft gebaseerd, afwijkt van de vastgestelde versie en geen betrekking heeft op pluimvee. Dat in de huidige situatie niet wordt voldaan aan de afstanden van het kader, maakt niet dat voor een nieuwe situatie geen milieueffectrapport kan worden vereist. Ook het feit dat uit onderzoek kan blijken dat een vergunning kan worden verleend, doet hier niet aan af. Een besluit om een milieueffectrapport te maken is geen oordeel over de vraag of de activiteit al dan niet zal kunnen worden toegelaten. Als nader onderzoek via een milieueffectrapport nodig is, ligt de plicht om dit onderzoek te doen niet bij het college.

Uitspraak
Omdat de m.e.r.-beroepsgrond ongegrond is, bevestigt de Afdeling de aangevallen uitspraak.