ECLI:NL:RVS:2018:860
Betreft | Bestemmingsplan Windpark Den Tol Oude IJsselstreek |
---|---|
Datum uitspraak | 14-03-2018 |
Rechtsprekende instantie | Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
Proceduresoort | Eerste aanleg - meervoudig |
Trefwoorden | windturbineparken, Oude IJsselstreek, inspraak, Verdrag van Aarhus, M.e.r.-richtlijn, visualisatie |
Bronnen vindplaats | Zaaknummer 201703661/1/R6 |
Conclusies voor de m.e.r. praktijk
-
De Nederlandse wettelijke vereisten over terinzagelegging en kennisgeving van een ontwerpplan zijn een voldoende omzetting van de bepalingen uit het Verdrag van Aarhus en de M.e.r.-richtlijn over het mogelijk maken van inspraak als alle opties nog open zijn.
-
Visualisaties bij het milieueffectrapport geven voldoende indruk hoe windturbines worden ervaren in het landschap, als:
-
meerdere varianten zijn uitgewerkt
-
deze vanuit verschillende punten gemaakt zijn
-
de locatie en afstand tot het windturbinepark vermeld zijn.
-
Casus
Op 23 februari 2017 heeft de raad van de gemeente Oude IJsselstreek het bestemmingsplan ‘Windpark Den Tol Netterden 2016’ vastgesteld. Het plan maakt negen windturbines ten oosten van de kern Netterden in de gemeente Oude IJsselstreek en ten noorden van het Natura 2000-gebied Unterer Niederrhein mogelijk.
Visuele interferentie
Appellanten menen dat het landschap in de omgeving van Netterden onaanvaardbaar verrommelt door de windturbines in Duitsland en die van windpark Netterden Azewijn.
Volgens hen geven de visualisaties in het milieueffectrapport een verkeerd beeld. Zij hebben een contra-expertiserapport op laten stellen. De windturbines op de fotovisualisaties in het milieueffectrapport zouden door de gekozen beeldhoek veel lager lijken dan ze in werkelijkheid zullen zijn. Door de gekozen hoek blijven ook bestaande windturbines buiten beeld, waardoor cumulatieve effecten met bestaande en geplande andere windturbines niet ingeschat kunnen worden.
Inspraak
Appellanten voeren verder aan dat het plan is vastgesteld in strijd met het Verdrag van Aarhus en de M.e.r.-richtlijn. De gemeente of initiatiefnemers hebben ten onrechte geen informatieavonden gehouden, of andere informatievoorzieningen aan omwonenden geboden. Zij hebben een verzoekschrift ingediend bij de Europese Economische Commissie van de Verenigde Naties over schending van het Verdrag van Aarhus door Nederland bij de ontwikkeling van windparken.
Overwegingen van de bestuursrechter
Visuele interferentie
De Afdeling constateert dat het visualisatierapport bij het milieueffectrapport een indruk geeft van de wijze waarop de turbines ervaren worden in het landschap. Vier varianten van het windturbinepark zijn vanaf negen zichtpunten in beeld gebracht. Per zichtpunt is vermeld waar het is gemaakt, in welke richting en wat de afstand tot het beoogde windturbinepark is. Het rapport bevat per zichtpunt vijf visualisaties, namelijk de bestaande toestand en de vier mogelijke varianten. Daarop zijn ook de bestaande windturbines in de omgeving zichtbaar. De Afdeling oordeelt dat niet door feiten onderbouwd kan worden dat de bestaande windturbines buiten beeld zijn gebleven bij de visualisaties. Ook meent de Afdeling dat niet aannemelijk is dat de hoogte en verschijningsvorm van de windturbines dusdanig onderschat zijn, of dat het rapport dusdanige leemten in kennis bevat, dat de raad het niet aan zijn besluit tot vaststelling van het plan ten grondslag mag leggen. De Afdeling vindt het redelijk dat de raad meent dat het landschap niet onaanvaardbaar wordt aangetast.
Inspraak
De Afdeling heeft eerder overwogen (uitspraak van 23 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1423) dat een rechtstreeks beroep op de bepalingen van de richtlijn alleen mogelijk is als de richtlijn niet goed of niet volledig is omgezet in het Nederlandse recht. Artikel 6, vierde lid, van de M.e.r.-richtlijn is omgezet in artikel 7.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet milieubeheer, in samenhang met artikel 2, vijfde lid, aanhef en onder B, van het Besluit m.e.r., artikel 3.8 en 3.35, vierde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Deze artikelen maken het mogelijk dat een ieder zienswijzen kan indienen over het ontwerpplan en het milieueffectrapport. Op dat moment is nog geen besluit genomen over het ontwerpplan. De Afdeling meent dat daarmee vroegtijdige inspraak plaatsvindt als alle opties open zijn en dat deze doeltreffend is. Een rechtstreeks beroep op de richtlijn is daarom niet mogelijk. Aan de Nederlandse wettelijke vereisten over terinzagelegging en kennisgeven is voldaan, zodat iedereen de mogelijkheid heeft gehad zienswijzen in te dienen over het ontwerpplan. Het ontbreken van een informatieavond of andere informatievoorzieningen aan omwonenden maakt niet dat geen reële inspraak is geboden op een moment dat alle opties nog open stonden. Het meewegen van de inspraak zoals vereist in het Verdrag van Aarhus en de M.e.r.-richtlijn, betekent dat het bevoegd gezag de inspraakreacties moet afwegen en beoordelen of deze aanleiding geven tot het aanpassen van het plan.
Uitspraak
De Afdeling verklaart het beroep ongegrond.