ECLI:NL:RVS:2019:2298
Betreft | Bestemmingsplan De Nieuwe Wielewaal |
---|---|
Datum uitspraak | 09-07-2019 |
Rechtsprekende instantie | Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
Proceduresoort | Vereenvoudigde behandeling |
Trefwoorden | woningbouw, stedelijke ontwikkeling, vormvrije m.e.r.-beoordeling, Rotterdam |
Bronnen vindplaats | Zaaknummer 201810229/3/R3 |
Conclusies voor de mer praktijk
-
De project-m.e.r-beoordelingsprocedure heeft niet alleen betrekking op besluiten op aanvraag, maar ook op ambtshalve te nemen besluiten zoals het vaststellen van een bestemmingsplan;
-
Een (vormvrije) project-m.e.r.-beoordeling moet in een afzonderlijk besluit, voorafgaand aan de ter inzage legging van het plan, worden vastgelegd;
-
Een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling is een integrale beoordeling van de milieugevolgen aan de hand van de criteria van bijlage III bij de M.e.r.-richtlijn. Een enkele verwijzing naar sectorale onderzoeken volstaat niet.
Casus
Op 18 oktober 2018 heeft de gemeenteraad van Rotterdam het bestemmingsplan “De Nieuwe Wielewaal” vastgesteld. Het plan voorziet in de vervanging van 545 woningen in de bestaande woonwijk De Wielewaal en maakt 675 nieuwe woningen mogelijk.
Omdat het plan een stedelijk ontwikkelingsproject is als bedoeld in categorie D11.2 van de bijlage bij het Besluit m.e.r., moet een m.e.r.-beoordeling worden gedaan. In dit geval gaat het om een ontwikkeling onder de drempelwaarde van die categorie en dus om een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling. De raad heeft zijn overwegingen om geen MER op te stellen in de toelichting bij het plan opgenomen.
Appellanten voeren aan dat ten onrechte geen m.e.r.-beoordelingsbesluit is genomen, voorafgaand aan de vaststelling van het plan.
Zij menen ook dat in de plantoelichting de aspecten geluid, gevaar en de effecten van het plan op cultuurhistorische waarden in en nabij het plangebied aan de hand van de criteria van bijlage III bij de M.e.r.-richtlijn onvoldoende zijn beoordeeld.
Overwegingen van de bestuursrechter
De Afdeling constateert dat de verplichting om een m.e.r.-beoordelingsbesluit te nemen in artikel 2, vijfde lid onder b, van het Besluit m.e.r. is opgenomen. De te volgen procedure staat in de artikelen 7.16, 7.17, eerste tot en met vierde lid, 7.18, 7.19, eerste en tweede lid, en 7.20a van de Wet milieubeheer.
Dit geldt sinds 7 juli 2017 zowel voor activiteiten boven de drempelwaarde van de D-lijst als voor activiteiten onder die drempelwaarde. De wet is gewijzigd vanwege de wijziging van de M.e.r.-richtlijn (Richtlijn 2014/52/EU). Volgens de Afdeling hebben deze wijzigingen ook betrekking op een bestemmingsplanprocedure.
De toelichting bij het bestemmingsplan, waarin impliciet is besloten dat geen MER wordt opgesteld, kan naar het oordeel van de Afdeling niet gelijk worden gesteld aan een m.e.r.-beoordelingsbesluit. In dit verband herhaalt zij haar uitspraak van 15 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1513, r.o. 11.4. In die uitspraak, en ook in de uitspraak van 26 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3131, r.o. 3.5, heeft de Afdeling de rechtsgevolgen van de besluiten in stand gelaten omdat belanghebbenden niet waren benadeeld door het ontbreken van een m.e.r.-beoordelingsbesluit. In die zaken hadden zij alleen aangevoerd dat een (tijdig) beoordelingsbesluit ontbrak. In dit geval hebben appellanten wel inhoudelijke beroepsgronden tegen de vormvrije m.e.r.-beoordeling aangevoerd en zijn zij daarom mogelijk benadeeld door het ontbreken van een afzonderlijk m.e.r.-beoordelingsbesluit.
De Afdeling overweegt verder dat de vormvrije m.e.r.-beoordeling in de plantoelichting ontoereikend is. Deze is namelijk geen integrale beoordeling van mogelijke belangrijke nadelige milieugevolgen van het project, uitgevoerd aan de hand van de criteria van bijlage III bij de M.e.r.-richtlijn. Het is een verwijzing naar sectorale onderzoeken over enkele milieuthema’s. Naar het oordeel van de Afdeling is dat geen deugdelijke motivering. In dat verband wijst zij op de uitspraak van 3 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3201, r.o. 6.4.
Uitspraak
De Afdeling verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan.