ECLI:NL:RVS:2019:295
Betreft | Bestemmingsplan Windpark en zonneveld Koningspleij Noord |
---|---|
Datum uitspraak | 13-02-2019 |
Rechtsprekende instantie | Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
Proceduresoort | Tussenuitspraak - bestuurlijke lus |
Trefwoorden | windturbineparken, zonneparken, Arnhem, alternatieven, zienswijzen, bedrijventerreinen |
Bronnen vindplaats | Zaaknummer 2017060686/1/R1 |
Conclusies voor de m.e.r. praktijk
- Het is niet verplicht om de zienswijzen over een plan aan de Commissie m.e.r. te sturen en ook niet dat zij in haar advies ingaat op zienswijzen.
- In een milieueffectrapport moet worden beschreven hoe de onderzochte alternatieven zijn geselecteerd.
- In het milieueffectrapport voor een plan mag, voor de nog niet-ingevulde kavels van een naastgelegen, bestaand bedrijventerrein waarvoor geen bestemmingsplan van kracht is, worden uitgegaan van een representatieve invulling van het bedrijventerrein.
Casus
Op 10 juli 2017 heeft de gemeenteraad van Arnhem het bestemmingsplan Windpark en zonneveld Koningspleij Noord vastgesteld. Het plan voorziet in een lijn van vier windturbines en een zonneveld. Op 11 juli 2017 heeft het college van burgemeester en wethouders van Arnhem een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen en in werking hebben van de windturbines.
Commissie m.e.r.
Appellant voert aan dat ten onrechte niet alle zienswijzen aan de Commissie m.e.r. zijn verzonden, althans dat de Commissie in haar advies van 6 juni 2017 niet op de zienswijzen is ingegaan.
Alternatieven
Andere appellanten voeren aan dat het alternatievenonderzoek in het milieueffectrapport op verkeerde uitgangspunten berust. Volgens hen is het gebied niet geschikt voor een windpark. Dit is ten onrechte niet onderkend in het milieueffectrapport. Alternatieve locaties voor een windpark zijn onvoldoende betrokken in de besluitvorming. Ook is een deel van het plangebied in de Omgevingsvisie Gelderland als ganzenfoerageergebied en rustgebied voor winterganzen aangewezen.
Ook menen zij dat in het milieueffectrapport is uitgegaan van een onjuiste of in ieder geval verouderde situatie op het bedrijventerrein ‘Kleefse Waard’, waar één van de windturbines is geprojecteerd. In het milieueffectrapport is uitgegaan van de feitelijke situatie in 2015, maar deze is sindsdien gewijzigd. Voor het bedrijventerrein is geen bestemmingsplan vastgesteld. Volgens appellanten moet daarom rekening gehouden worden met een invulling met bijvoorbeeld gevoelige objecten, zoals woningen. Dat is niet gebeurd.
Overwegingen van de bestuursrechter
Commissie m.e.r.
De Afdeling verwijst naar haar eerdere uitspraak van 6 april 2006, ECLI:NL:RVS:2016:940, waarin is overwogen dat de raad niet verplicht is de naar voren gebrachte zienswijzen over het ontwerp-bestemmingsplan naar de Commissie te zenden. Ook is het niet verplicht dat de Commissie de zienswijzen in haar advies behandelt.
Alternatieven
De Afdeling constateert dat het milieueffectrapport naar aanleiding van het advies van de Commissie m.e.r. is aangevuld. In de aanvulling is het zogenaamde trechteringsproces, dat heeft geleid tot de keuze van de locatie Koningspleij Noord, nader toegelicht. Hieruit blijkt dat in het kader van de Gelderse windvisie een proces is doorlopen met regio’s en gemeenten om te komen tot een selectie van kansrijke, binnen een redelijke termijn in te vullen, zoekgebieden. In een quickscan zijn de locaties Grijsoord (Arnhem), IJsseloord 2 (Arnhem/Rheden) en Koningspleij/Kleefse Waard (Arnhem) vergeleken. Op Grijsoord kunnen geen windturbines worden gerealiseerd vanwege beschermingszones en vliegveld Deelen. Ook de mogelijkheden voor IJsseloord zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en een aangrenzend ganzenfoerageergebied. De locatie Koningspleij is het meest geschikt bevonden. Uit de aanvulling op het milieueffectrapport blijkt dat drie inrichtingsvarianten zijn onderzocht. De voorkeursvariant scoorde het beste voor geluid en veiligheid, dan wel landschappelijke inpassing. In het bestemmingsplan is de voorkeursvariant voorzien.
Dat een deel van het gebied is aangewezen als ganzenfoerageergebied in de Omgevingsvisie Gelderland, is feitelijk onjuist. Wel is ten zuiden van het plangebied aan de overzijde van de weg een rustgebied van ca. 10.000 ha voor winterganzen aangewezen. Door het windpark wordt ongeveer 200 ha minder geschikt voor ganzen. Volgens het rapport ‘Effecten van windpark Koningspleij op beschermde gebieden, oriëntatiefase’ van bureau Waardenburg van 27 mei 2016, is dat een verwaarloosbaar deel van het totale gebied. De Afdeling concludeert dat de raad terecht heeft gesteld dat de Omgevingsvisie zich niet verzet tegen windturbines in het gebied.
De Afdeling constateert dat voor het grootste deel van het bedrijventerrein geen bestemmingsplan van kracht is. Het goedkeuringsbesluit van Gedeputeerde Staten van juni 2010 van het eerdere bestemmingsplan is door een uitspraak van de Afdeling vernietigd. Het daaraan voorafgaande uitbreidingsplan ‘Industrieterrein’ uit 1963 is van rechtswege vervallen per 1 juni 2013. In het milieueffectrapport is uitgegaan van de feitelijke situatie, waarin het grootste deel van het bedrijventerrein al volledig is ontwikkeld. Voor een aantal kavels die nog niet ingevuld zijn, is in het milieueffectrapport uitgegaan van de maximale planologische invulling, uitgaande van een bepaalde indeling in bedrijfscategorieën. Appellanten kunnen niet onderbouwen waarom een eventuele invulling met zwaardere categorieën dan waarvan het milieueffectrapport is uitgegaan, gevolgen heeft voor de aanvaardbaarheid van het windturbinepark. De Afdeling vindt het niet aannemelijk dat woningen zullen worden opgericht, omdat de Kleefse waard een gezoneerd industrieterrein is. Daarnaast is een voorbereidingsbesluit van kracht, dat voorkomt dat het bestaande gebruik wordt gewijzigd.
Uitspraak
De Afdeling verklaart het beroep ongegrond, draagt vanwege andere beroepsgronden het college en de raad op om met inachtneming van de uitspraak opnieuw te besluiten, en schorst de besluiten over het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning.