ECLI:NL:RVS:2019:4009

Betreft Bestemmingsplan bedrijventerrein Wormerland
Datum uitspraak 27-11-2019
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden bedrijventerreinen, Natura 2000-gebieden, m.e.r.-beoordeling, plan-m.e.r., relativiteitsvereiste, maximale mogelijkheden, cumulatieve effecten
Bronnen vindplaats Zaaknummer 201805678/1/R1

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • ls de afstand tussen het perceel van een appellant en een Natura 2000-gebied ongeveer een kilometer is en daartussen meerdere bedrijven en een rivier liggen, maakt het gebied geen onderdeel uit van de directe woon- en leefomgeving van die appellant;
  • Bij de toetsing aan de drempelwaarde van 75 ha van een bedrijventerrein als bedoeld in categorie D11.3 van de bijlage bij het Besluit m.e.r., moet alleen de oppervlakte van dat terrein zelf meegenomen worden en niet die van de geluidzone;
  • Als een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgaat een grens aan de bedrijfscapaciteit of eenmalige toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, is het onvoldoende om alleen de bedrijfsvloeroppervlakte te maximeren in de planregels;
  • Het is niet nodig om in een m.e.r.-beoordeling iedere ontwikkeling in de omgeving expliciet te noemen bij de beoordeling van de cumulatieve gevolgen;
  • Bij de beoordeling van de milieugevolgen van een plan voor een bedrijventerrein, mag uitgegaan worden van een representatieve invulling van het terrein.

Casus

Op 17 april 2018 heeft de raad van de gemeente Wormerland (hierna: de raad) het bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein’ vastgesteld. Het plan voorziet in een planologisch kader voor drie bestaande bedrijventerreinen langs de oever van de Zaan in Wormer. Door het plan wordt ook het gezoneerde industrieterrein ‘Nieuweweg, Zuid-West en Corklaan’ aangepast.
 
De raad heeft het plan vastgesteld omdat het eerdere bestemmingsplan vernietigd was door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie de uitspraak van 21 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:90). Naar het oordeel van de Afdeling waren de milieugevolgen van het eerdere bestemmingsplan onvoldoende in beeld gebracht.
Anders dan bij het eerdere bestemmingsplan, heeft de raad voor dit plan een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd. De uitkomst daarvan is dat geen milieueffectrapport nodig is.
 
Natura 2000-gebieden
Appellanten voeren aan dat het plan plan-m.e.r.-plichtig is vanwege de gevolgen voor de Natura 2000-gebieden ‘Polder Westzaan’ en ‘Wormer- en Jisperveld en Kalverpolder’.
 
Plan-m.e.r.-plicht
Appellanten menen dat de aanwezigheid van bedrijven met een hoge milieucategorie, de al aanwezige risico’s en hinder, de ontwikkelingen die negatieve gevolgen voor omliggende woningen en natuurgebieden kunnen hebben, en de cumulatie met de nabijgelegen industrie en woningbouwprojecten, tot de conclusie hadden moeten leiden dat er sprake is van plan-m.e.r.-plicht. Weliswaar wordt de drempelwaarde van 75 ha van categorie D11.3 van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage niet overschreden, maar voor de geluidzone geldt dat wel.
 
Kaderstelling
Appellanten menen ook dat het plan voorziet in uitbreidingsmogelijkheden van drie bedrijven en dat het daarom kaderstellend is en plan-m.e.r.-plichtig. Zo wijzen zij op de uitbreidingsmogelijkheden voor Drada, een afvalverwerkingsbedrijf.
 
Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Tenslotte voeren appellanten aan dat bij de vormvrije m.e.r.-beoordeling ten onrechte niet is ingegaan op de verhoging van de bouwhoogte tot 12 m en de cumulatie van het plan met andere projecten. Ook sluiten de planregels niet uit dat de wijzigingsbevoegdheid die opslag en detailhandel voor consumentenvuurwerk tot 10.000 kg toestaat, meermaals gebruikt wordt. De vormvrije m.e.r.-beoordeling gaat uit van eenmalig gebruik.
 
Overwegingen van de bestuursrechter
Natura 2000-gebieden
De Afdeling overweegt dat de kortste afstand tussen het perceel van een van de appellanten tot het Natura 2000-gebied ‘Polder Westzaan’ 900 meter is en tot het Natura 2000-gebied ‘Wormer- en Jisperveld en Kalverpolder’ 1 km. Tussen de betreffende percelen bevinden zich bedrijfsvestigingen (waaronder Cargill), een woningbouwlocatie en de Zaan. Naar het oordeel van de Afdeling zijn de afstanden te groot om (delen) van het Natura 2000-gebied tot de directe woon- en leefomgeving van appellant te kunnen rekenen (zie in dit verband ook ABRvS, 13 juli 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR1412). Andere appellanten zijn een stichting (paardenhouderij) en een aannemingsbedrijf. Naar het oordeel van de Afdeling zijn hun belangen naar hun aard niet gericht op het beschermen van natuurwaarden. De Afdeling bespreekt deze beroepsgronden op grond van artikel 8:69a van de Awb (relativiteit) daarom niet inhoudelijk.
 
Plan-m.e.r.-plicht
Het bedrijventerrein valt onder een activiteit als bedoeld in categorie 11.3 van de bijlage D bij het Besluit m.e.r. Volgens de vormvrije m.e.r.-beoordeling is het terrein 41 ha groot en blijft het daarmee ruim onder de drempelwaarde van 75 ha van die categorie. De Afdeling overweegt dat bij de berekening van het oppervlakte alleen de oppervlakte van het bedrijventerrein zelf in aanmerking moet worden genomen. Een geluidzone maakt geen deel uit van het bedrijventerrein zelf. Dat volgt uit de uitspraak van 15 december 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO7341.
De door appellanten genoemde aspecten, zoals de reeds aanwezige bedrijven, hinder en risico’s en negatieve milieugevolgen, kunnen worden meegenomen in de m.e.r.-beoordeling, maar niet bij de berekening van de oppervlakte van het bedrijventerrein. De Afdeling concludeert dat het plan niet plan-m.e.r.-plichtig is.
 
Kaderstelling
De Afdeling constateert dat voor twee van de door appellanten genoemde bedrijven, de planregels erin voorzien dat uitbreiding niet mogelijk is. Voor Drada geldt dat het plan het bestaande bedrijf met een bedrijfsvloeroppervlak van 150 m2 toestaat. Volgens de planregels wordt gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen die genoemd zijn in onderdeel C of D in de bijlage bij het Besluit m.e.r. als strijdig gebruik aangemerkt. Volgens categorie D18.1 van de bijlage bij het Besluit m.e.r. moet een m.e.r.-beoordeling worden gemaakt voor een installatie voor de verwijdering van afval in de gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een installatie met een capaciteit van 50 ton of meer. Ter zitting blijkt dat Drada een omgevingsvergunning beperkte milieutoets heeft voor een maximale capaciteit van 10.000 ton per dag. De Afdeling oordeelt dat de maximale toegestane bedrijfsvloeroppervlakte niet uitsluit dat een capaciteit van 50 ton of meer wordt gehaald. De Afdeling meent dat het plan onzorgvuldig is voorbereid.
 
Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat rekening is gehouden met enige mate van ontwikkeling van de bedrijven. Onder meer zijn de bouwmogelijkheden tot 12 m hoogte beschreven. Deze bouwmogelijkheden zijn volgens de raad betrokken bij de beoordeling van diverse milieuaspecten, zoals geur en geluid. Naar het oordeel van de Afdeling is uitgegaan van een representatieve invulling van het bedrijventerrein in de m.e.r.-beoordeling.
De Afdeling constateert dat de vormvrije m.e.r.-beoordeling een aantal ontwikkelingen beschouwt, zoals bedrijventerrein Noorderveld. Het is volgens haar niet nodig om alle ontwikkelingen expliciet te noemen, nu in de vormvrije m.e.r.-beoordeling is geconcludeerd dat er geen cumulatie met de omgeving is en de raad dit tijdens de zitting onomstreden heeft kunnen toelichten.
Dat de wijzigingsbevoegdheid voor de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk slechts eenmaal kan worden gebruikt, zoals staat in de vormvrije m.e.r.-beoordeling, is ten onrechte niet geregeld in de planvoorschriften. Het plan is op dit punt onzorgvuldig voorbereid.
 
Uitspraak
De Afdeling draagt de raad op om binnen 20 weken na verzending van de uitspraak de gebreken te herstellen en een nieuw besluit te nemen.