ECLI:NL:RVS:2020:66
Betreft | Bedrijventerrein Texel |
---|---|
Datum uitspraak | 15-01-2020 |
Rechtsprekende instantie | Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
Proceduresoort | Tussenuitspraak |
Trefwoorden | Texel, bedrijventerreinen, geluid, geur, maximale mogelijkheden, verkeer |
Bronnen vindplaats | Zaaknummer 201804031/1/R1 |
Conclusies voor de m.e.r. praktijk
- Een m.e.r.-beoordeling bij een bestemmingsplan voor een bedrijventerrein, moet uitgaan van een representatieve invulling van de maximale mogelijkheden van het plan. Daarbij moet rekening gehouden worden met de in het plan mogelijk gemaakte jaarproductie van een bedrijf en de milieugevolgen daarvan, zoals geur- en geluidhinder en aantallen verkeersbewegingen.
- Bij onderzoek naar de verkeersgevolgen van een plan, hoeft niet te worden uitgegaan van de kencijfers van het CROW, maar moet wel worden onderbouwd waarom van bepaalde aantallen verkeersbewegingen is uitgegaan.
Casus
Op 21 februari 2018 heeft de gemeenteraad van Texel het bestemmingsplan Oudeschild, uitbreiding bedrijventerrein vastgesteld. Hiermee wordt een uitbreiding van de Texelse Bierbrouwerij mogelijk gemaakt. In de m.e.r.-beoordeling zijn de effecten van een bierbrouwerij met een productiecapaciteit van 350.000 hectoliter bier per jaar onderzocht. Volgens de raad is dit een "worstcase" en een representatieve invulling van de planologische mogelijkheden.
Appellanten betogen onder meer dat in de vormvrije m.e.r.-beoordeling te beperkt aandacht wordt besteed aan de te beoordelen aspecten zoals opgenomen in bijlage III bij de M.e.r.-richtlijn. Er had een uitgebreider milieuonderzoek moeten worden gedaan naar onder meer andere projecten binnen het gebied, risico’s door toename van vrachtverkeer, waarden van het gebied, cumulatie, geur- en geluidhinder. Er is daarbij volgens hen niet van de maximale mogelijkheden van het bestemmingsplan uitgegaan. Zo had de binnen de toegestane bebouwingsmogelijkheden maximaal mogelijke jaarproductie leidend moeten zijn en had ook naar andere bedrijven dan een bierbrouwerij moeten worden gekeken. Wat betreft de verkeerscijfers is volgens appellanten niet duidelijk waarom afgeweken wordt van de kencijfers voor verkeersgeneratie van het CROW en zijn de onderzoeken niet eenduidig in het aantal bezoekers.
Overwegingen van de bestuursrechter
Vormvrije m.e.r.-beoordeling
De Afdeling stelt vast dat de vestiging en uitbreiding van de Texelse Bierbrouwerij de oprichting, wijziging of uitbreiding van een installatie van een bierbrouwerij als bedoeld in categorie 37.1 van onderdeel D, van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) betreft. De drempelwaarde van een productiecapaciteit van 75 miljoen liter per jaar of meer, wordt niet overschreden. Gelet op artikel 2, vijfde lid, onder b, van het Besluit m.e.r. dient daarom een vormvrije m.e.r.-beoordeling te worden verricht. Daarbij dient op grond van de criteria als bedoeld in bijlage III bij de M.e.r.-richtlijn, zoals de kenmerken van de omgeving, te worden beoordeeld of kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben.
De Afdeling kan echter nog geen eindoordeel geven over de door de raad getrokken conclusie dat kan worden uitgesloten dat het plan geen belangrijke nadelige milieugevolgen heeft, omdat voor geur- en geluidhinder en verkeersaspecten niet van de maximale mogelijkheden van het bestemmingsplan is uitgegaan. Dit betekent dat de raad ook de conclusie in de m.e.r.-beoordeling nog moet heroverwegen naar aanleiding van nieuwe informatie.
Geur- en geluidhinder
De raad mag bij de beoordeling van de gevolgen voor geluid en geur uitgaan van een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden. Het plan laat niet alleen een bierbrouwerij, maar ook andere bedrijven toe. Omdat de raad de gronden heeft uitgegeven aan de bierbrouwerij en in de toekomst verwacht dat deze een jaarproductie van maximaal 350.000 hectoliter heeft met bijbehorende logistiek, is het milieuonderzoek daarvan uitgegaan. De Afdeling vindt het niet redelijk dat de raad zich op het standpunt heeft stelt dat dit de “worstcase” en een representatieve invulling van de planologische mogelijkheden is. Het is immers niet uitgesloten dat op een locatie van deze omvang en met de aldaar toegestane bebouwingsmogelijkheden, een jaarproductie van meer dan 350.000 hectoliter bier per jaar kan worden bereikt. De conclusie dat geen onaanvaardbare geur- en geluidhinder optreedt vanwege de mogelijkheden in het bestemmingsplan is dus ook niet voldoende onderbouwd.
Verkeer
Over de verkeersaantallen overweegt de Afdeling dat de raad bij de berekening van de verkeersbewegingen niet gehouden is om de kencijfers van het CROW te hanteren. Wel moet in het onderzoek naar de verkeersgeneratie gemotiveerd worden waarom kan worden uitgegaan van bepaalde verkeerscijfers. Zelfs als uit het bestemmingsplan zou volgen dat de bierbrouwerij niet meer bier mag produceren dan 350.000 hectoliter, is de aangehouden verkeersgeneratie onvoldoende gemotiveerd. Ook is het aantal verkeersbewegingen niet onderbouwd en inzichtelijk gemaakt. Het is bijvoorbeeld niet duidelijk hoeveel vrachtwagens noodzakelijk zijn voor het vervoer van 350.000 hectoliter bier en het transport van de daarvoor benodigde ingrediënten. Daarnaast is gebleken dat een verdubbeling wordt verwacht van het aantal bezoekers van het bezoekerscentrum en maar een lichte stijging wordt verwacht ten opzichte van de huidige situatie wat betreft het aantal personenauto’s. Ook deze lichte stijging is onvoldoende gemotiveerd, nu bijvoorbeeld niet duidelijk is hoeveel bezoekers en hoeveel werknemers met de auto worden verwacht en waar dit op gebaseerd is.
Uitspraak
De Afdeling verklaart het beroep over de m.e.r.-beoordeling gegrond en draagt de gemeenteraad op om binnen 26 weken de gebreken in het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan te herstellen.