ECLI:NL:RVS:2020:741

Betreft Bestemmingsplan Pallas-reactor
Datum uitspraak 11-03-2020
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden bestemmingsplannen, locatiealternatieven, plan-m.e.r., kerncentrales
Bronnen vindplaats Zaaknummer 201903529/1/R1

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Er hoeven geen locatiealternatieven in een milieueffectrapport te worden onderzocht, als een bepaald productie- en distributieproces afhankelijk is van specifieke infrastructuur die elders nog niet aanwezig is.
  • In een milieueffectrapport kan de nabewerking van een product buiten beschouwing blijven als de nabewerking geen onderdeel is van het plan en ook niet nodig is voor de exploitatie van het project.
  • Een milieueffectrapport hoeft niet in te gaan op de ontmanteling van een bestaande reactor als deze geen onderdeel is van het plan en de nieuwe reactor niet automatisch leidt tot de ontmanteling.
  • Als uit het milieueffectrapport blijkt dat onvoldoende alternatieve productiecapaciteit voorhanden zal zijn om in de bestaande en toekomstige vraag te voorzien, hoeft het rapport niet verder op de alternatieve productietechnieken in te gaan.

Casus

Op 2 april 2019 heeft de gemeenteraad van Schagen het bestemmingsplan Pallas-reactor vastgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet in de bouw van een multifunctionele nucleaire reactor (hierna: Pallas-reactor) -ter vervanging van de huidige Hoge Flux Reactor- en een aantal niet-nucleaire voorzieningen op het terrein van de bestaande Onderzoekslocatie Petten (hierna: OLP-terrein).
Appellanten betogen dat het plan-MER dat voor het bestemmingsplan is opgesteld, hiervoor niet als basis kan dienen, omdat:

  • er ten onrechte geen alternatieve locaties voor de reactor zijn onderzocht
  • de bouw van productiefaciliteiten voor de verdere verwerking van therapeutische isotopen buiten beschouwing zijn gebleven in het MER
  • de bouw van de reactor onlosmakelijk verbonden is met de ontmanteling van de bestaande reactor. De gevolgen van deze ontmanteling zijn niet meegenomen in het MER.
  • een onderzoek naar alternatieve productietechnieken, zoals een versneller, ontbreekt.
 
Overwegingen van de bestuursrechter
Alternatieve locaties
De Afdeling overweegt dat het antwoord op de vraag welke alternatieven in een plan-MER redelijkerwijs in beschouwing moeten worden genomen, afhankelijk is van de omstandigheden van het geval. Pas wanneer met de uitvoering van een bepaald alternatief kan worden beantwoord aan de doelstelling van de initiatiefnemer, kan sprake zijn van een redelijkerwijs in beschouwing te nemen alternatief.
In het plan-MER staat dat Nederland, als enige land in Europa, in Petten beschikt over een toegesneden, op één plek geconcentreerde en complete infrastructuur voor de productie (bestraling), verwerking en verspreiding van medische isotopen voor de wereldmarkt. Het feit dat deze activiteiten én een goede logistieke infrastructuur aanwezig zijn op het OLP-terrein, voorkomt kostbaar tijdverlies. Dit laatste is belangrijk voor de houdbaarheid en kwaliteit van een aantal van de isotopen. Volgens de gemeente ligt het daarmee niet voor de hand om bij vervanging van een bestaande reactor op zoek te gaan naar een nieuwe locatie waar deze specifieke infrastructuur met de daaruit voortvloeiende voordelen nog niet aanwezig is.
De Afdeling oordeelt op basis hiervan dat de gemeente zich terecht op het standpunt kan stellen dat er, rekening houdend met de doelstellingen van het plan, op landelijk niveau geen realistische locatiealternatieven waren die in het plan-MER redelijkerwijs hadden moeten worden onderzocht.
 
Productiefaciliteiten
De Afdeling oordeelt dat het bestemmingsplan niet voorziet in de realisatie van productiefaciliteiten voor de verdere verwerking van therapeutische isotopen. Dit is ook niet noodzakelijk voor de exploitatie van de Pallas-reactor. De gemeente heeft dit daarom terecht buiten beschouwing gelaten.
 
Ontmanteling bestaande reactor
De Afdeling oordeelt dat de ontmanteling van de bestaande reactor niet in beschouwing hoefde te worden genomen, omdat deze buiten het plangebied ligt en de realisatie van de Pallas-reactor niet leidt tot ontmanteling van de bestaande reactor.
 
Alternatieve productietechnieken
In het MER is ingegaan op de vraag of er alternatieve productiemethoden zijn voor medische isotopen. Daarbij is ingegaan op de mogelijkheden om medische isotopen met zogenoemde cyclotrons (versnellers) te maken en op de verschillen tussen de productieprocessen van een reactor en een versneller. Het MER laat zien dat niet alle isotopen met versnellers gemaakt kunnen worden. Reactoren en versnellers (cyclotrons) vullen elkaar aan, maar kunnen elkaar niet vervangen. De Afdeling oordeelt dat uit het plan-MER volgt dat de mogelijkheden van alternatieve productietechnieken in de beoordeling zijn betrokken en dat er -mede gelet op de onzekerheden omtrent alternatieve productietechnieken – onvoldoende alternatieve productiecapaciteit voorhanden is dan wel zal zijn om te voorzien in de bestaande en toekomstige vraag naar molybdeen-99 en therapeutische isotopen. De raad heeft daarmee naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid kunnen kiezen voor het realiseren van de Pallas-reactor.
 
Uitspraak
De Afdeling verklaart de beroepen ongegrond.