ECLI:NL:RVS:2024:1059
Betreft | Bestemmingsplan Heuvellaan 50 Hilversum |
---|---|
Datum uitspraak | 13-03-2024 |
Rechtsprekende instantie | Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
Proceduresoort | Eerste aanleg - meervoudig |
Trefwoorden | stedelijke ontwikkelingsprojecten, vormvrije mer-beoordeling, Hilversum |
Bronnen vindplaats | ECLI:NL:RVS:2024:1059 |
Conclusies voor de m.e.r. praktijk
- De sloop van een kantoorpand en de transformatie naar 24 woningen en 2.780 m2 aan bedrijfsbebouwing in een stedelijke omgeving kan een stedelijk ontwikkelingsproject zijn.
- Als niet voor de terinzagelegging van een ontwerp-(bestemmings)plan een mer-beoordelingsbeslissing is genomen, maar wel voorafgaand aan de vaststelling van dat plan, is dat een gebrek dat de bestuursrechter passeert als belanghebbenden niet zijn benadeeld.
- Er is dan ook geen schending van het Verdrag van Aarhus.
Casus
Op 8 maart 2023 heeft de gemeenteraad van Hilversum het bestemmingsplan "Heuvellaan 50" vastgesteld. Aan de Heuvellaan 50 in Hilversum staat een kantoorpand dat inmiddels een aantal jaren grotendeels leeg staat. Het bestemmingsplan voorziet in 24 woningen en 2.780 m2 aan bedrijfsbebouwing op deze locatie. Het kantoorpand zal worden gesloopt. Voor het bestemmingsplan is een vormvrije mer-beoordeling uitgevoerd (nog onder de voormalige Wet milieubeheer).
Appellanten betogen dat het mer-beoordelingsbesluit te laat is genomen: na de vaststelling van het bestemmingsplan. Verder zat bij de planstukken geen onderzoek naar de gevolgen voor Natura 2000-gebieden in de aanlegfase, zodat appellanten daarover niet konden inspreken. Dit zou in strijd zijn met het Verdrag van Aarhus.
Overwegingen van de bestuursrechter
De ontwikkeling is, gelet op de aard en omvang, een stedelijk ontwikkelingsproject (categorie D 11.2 van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage onder oud recht, nu categorie J11 van bijlage V bij het Omgevingsbesluit). De vereiste vormvrije mer-beoordeling is uitgevoerd in de toelichting bij het ontwerpplan en het vastgestelde plan.
Appellanten betogen terecht dat er niet voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan op 9 september 2022 een formele mer-beoordelingsbeslissing is genomen.
De Afdeling passeert dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 Awb. Het college heeft op 10 januari 2023 alsnog een mer-beoordelingsbesluit genomen en gemotiveerd dat geen milieueffectrapport nodig was. De stukken waar appellanten op doelen, waren bij de terinzagelegging van het ontwerpplan niet beschikbaar en dus ook niet ter inzage gelegd. Zij konden in hun zienswijzen opmerken dat een mer-beoordelingsbesluit en milieu-informatie ontbraken over de gevolgen van het plan voor Natura 2000-gebieden, maar dit hebben ze niet gedaan. Bovendien bevatte de plantoelichting bij het ontwerpplan al een materiële mer-beoordeling. Appellanten zijn dus niet beperkt in hun recht op inspraak en ook niet geschaad in een procedureel belang. Ook is niet aannemelijk dat anderen, die ook een zienswijze naar voren hadden kunnen brengen over het ontwerpplan, zijn benadeeld. Zie ook de uitspraak van 26 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3131.
Uitspraak
De Afdeling vernietigt het bestemmingsplan vanwege andere beroepsgronden, en voorziet zelf in de zaak door een aantal gebreken in het bestemmingsplan te herstellen.