ECLI:NL:XX:2011:BU6681

Betreft Hof van Justitie Alto Sil (Spanje)
Datum uitspraak 24-11-2011
Rechtsprekende instantie  Europese Hof van Justitie
Proceduresoort Beroep wegens niet-nakoming
Trefwoorden Natura 2000-gebieden, cumulatieve effecten, speciale beschermingszone (SBZ), milieueffectrapportage-richtlijn (m.e.r.-richtlijn), Vogel- en Habitatrichtlijn
Bronnen vindplaats

Zaaknummer C-404/09

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • De ruime werkingssfeer en het brede doel van de M.e.r.-richtlijn maken dat artikelen in die richtlijn waarbij twijfel over de juiste betekenis bestaat, ruim moeten worden uitgelegd.
  • Cumulatieve milieueffecten moeten, indien relevant, steeds in het MER worden onderzocht.
  • Als doorsnijdingen van verschillende concentraties leefgebied van een beschermde soort (het zogenoemde barrière-effect) als gevolg van een project aan de orde zijn, moeten deze in het MER worden onderzocht.

NB Het ‘barrière-effect’ (of omgekeerd: ‘connectivity’) speelde in deze uitspraak in het kader van de habitattoets een grotere rol dan in het kader van m.e.r. Het Hof oordeelde in het kader van m.e.r. dat dit effect niet in het MER hoefde te worden onderzocht, omdat er geen sprake van was.

Casus

Het Spaanse natura 2000-gebied ‘Alto Sil’ ligt aan de bovenloop van de rivier de Sil en is meer dan 43.000 hectare groot. In het gebied worden verschillende bovengrondse mijnen beheerd. Omdat de Europese Commissie meent dat Spanje ten aanzien van een aantal mijnen in strijd heeft gehandeld met de M.e.r.-richtlijn (en ook met de Habitatrichtlijn), heeft zij beroep wegens niet-nakoming van deze richtlijnen ingesteld bij het Europese Hof van Justitie.

Wat betreft de M.e.r.-richtlijn stelt de Europese Commissie dat:

  • de cumulatieve effecten van de mijnbouwactiviteiten onvoldoende in aanmerking zijn genomen; en
  • dat bij de m.e.r. onvoldoende rekening is gehouden met mogelijke storende factoren voor de bruine beer.

Overwegingen van de Europese rechter

Uitleg M.e.r.-richtlijn en cumulatieve milieueffecten
Centraal staat de vraag of en hoe cumulatieve milieueffecten moeten worden beoordeeld in het kader van art. 3 van de M.e.r.-richtlijn. Uit eerdere jurisprudentie (zie HvJEG 21 september 1999, zaak C-392/96) volgde al dat een onderzoek naar de cumulatieve gevolgen van een project dat onder de werkingssfeer van de M.e.r.-richtlijn valt, onderdeel moet uitmaken van het MER voor dat project. Spanje voerde aan dat een onderzoek naar cumulatie niet nodig was. Spanje wees daarbij op de voorwaardelijke wijs (‘zou betrekking moeten hebben op’) waarin de term ‘beschrijving’ uit bijlage IV, punt 4, van de M.e.r.-richtlijn wordt verduidelijkt: ‘[d]eze beschrijving [van de waarschijnlijk aanzienlijke milieu-effecten van het voorgestelde project; cie mer] zou betrekking moeten hebben op de directe, en in voorkomend geval op de indirecte, secundaire en cumulatieve effecten […]’.
Volgens het Hof kan uit deze voorwaardelijke wijs echter niet worden afgeleid dat een m.e.r. niet noodzakelijkerwijs betrekking hoeft te hebben op de cumulatieve milieueffecten. Het Hof wijst daarbij op art. 3 van de M.e.r.-richtlijn. Gelet op de ruime werkingssfeer en het brede doel van de M.e.r.-richtlijn betekent eventuele twijfel over de juiste betekenis van de term ‘beschrijving’ niet dat er geen ruime uitlegging moet worden gegeven aan art. 3 van de M.e.r.-richtlijn.
Het Hof laat er dus geen twijfel over bestaan dat cumulatieve milieueffecten moeten worden onderzocht. Voor de betreffende bovengrondse mijnbouwprojecten betekende dit dat ten onrechte geen analyse was opgenomen van de cumulatieve milieueffecten die kunnen optreden als gevolg van deze projecten en andere mijnen. Bij ‘andere mijnen’ gaat het volgens het Hof zowel om bovengrondse kolenmijnen die in gebruik zijn, als om bovengrondse kolenmijnen waarvan een ingebruikneming-vergunning is/zal worden verleend.

Barrière-effect
Het tweede m.e.r.-gerelateerde onderwerp betrof het barrière-effect’. Het Hof stelt vast dat uit het MER volgt dat er door de betreffende mijn slechts in geringe mate habitat voor de bruine beer verloren gaat. Ook worden er geen kritische gebieden van deze soort aangetast. Evenmin treedt er een ‘barrière-effect’ op tussen de verschillende concentraties van het leefgebied van de bruine beer. Omdat de Europese Commissie de adequaatheid van de beoordeling van de milieueffecten van het project in dit verband niet (voldoende) heeft bestreden, oordeelt het Hof op dit punt dat geen sprake is van strijd met de m.e.r.-richtlijn.

Uitspraak
Het Hof oordeelt de m.e.r.-gerelateerde beroepsgronden deels gegrond en deels ongegrond.
Ook de Habitatrichtlijn gerelateerde beroepsgronden worden deels gegrond en deels ongegrond bevonden.