Deskundige aan het woord – aflevering 2: Ruwan Aluvihare

Naam: Ruwan Aluvihare
Deskundigheid: Ruimtelijke ordening
Deskundige sinds: 2019
Aantal mer-adviezen: 40+

"Ik zie een MER als een creatief, ontwerpend onderzoek"

Ik heb veertig jaar voor de gemeente Amsterdam gewerkt en heb alles mee gemaakt. Op meer dan drieduizend inspraakavonden heb ik voor groepen kritische bewoners gestaan, dus ik snap hoe belangrijk het is om beleids- en wetenschappelijke kennis begrijpelijk voor bewoners te maken. En ik kan me ook verplaatsen in ambtenaren en beleidsmakers, want ik was er zelf één. Het zou veel uitmaken als we simpeler zouden communiceren en dat niet alleen: de boodschap mag wel gebalanceerder. Iedereen snapt dat een MER niet perfect kan zijn, en kritiek is goed. Dat moeten wij vooral blijven doen maar wij mogen in onze MER-adviezen ook benoemen hoeveel goed werk er is verricht.

Wat is er zo leuk aan deskundige zijn?

'Dat je het verschil kan maken, dat plannen beter worden en we een creatief proces op gang kunnen brengen. Dat laatste vind ik het belangrijkste. Maak er een leuk proces van. En dat zit hem met name in het denken in alternatieven. Toen ik hier kwam was dat inhoudelijk gezien een ondergeschoven kindje. Alternatieven werden heel braafjes bekeken. Zo van: we moeten ergens vijfduizend woningen bouwen. Dan kan je zeggen: wat gebeurt er als je er drieduizend of zevenduizend bouwt? Maar dat is saai. Je kan je alternatieven ook thematisch aanpakken: wat gebeurt er met het basismodel als de mobiliteit opeens enorm verduurzaamt? Of wat gebeurt er als alle energie hernieuwbaar wordt? Of als je de natuur helemaal los laat gaan? Dan krijg je een andere kleuring van je programma en dat leidt tot nieuwe inzichten. Dan wordt een MER een leuk, creatief ontwerpend onderzoek'.

Wat is je belangrijkste advies tot nu toe geweest? 

'De Zuidplaspolder. Daar hebben we die manier van ontwerpend onderzoek geadviseerd. Lourens was werkgroepsecretaris en Marieke voorzitter. Dat proces heeft hele goede resultaten opgeleverd. Al zou je eigenlijk tien jaar vooruit moeten kunnen spoelen om te kijken: dit was het MER en dit is het geworden. Nu zie je bij het MER van Gnephoek, dat is ook in de provincie Zuid-Holland, dat ze die manier van ontwerpend onderzoek kopiëren met thematische alternatieven'.

Maar ben je met een MER dan niet eigenlijk te laat?

'Precies! En dat heb ik ook op de laatste deskundigendag gezegd: je zou voor gebiedsontwikkeling eigenlijk een NRD (Notitie Reikwijdte en Detailniveau) en de toetsing daarvan door ons, verplicht moeten stellen. Daarin kunnen alle partijen de wijze hoe het MER wordt aangepakt vaststellen, inclusief de verkenning van de hoeken van het speelveld met zo’n ontwerpend onderzoek. Dan staat er ook veel minder tijdsdruk op, liggen er nog veel opties open en kun je oplossingen optimaliseren. Dan is een MER daar een logisch voortvloeisel, een eindproduct van. En ik denk dat het niet duurder is, eerder zelfs goedkoper omdat het completer zal zijn en met betere uitkomsten'.

Waar loop je regelmatig tegenaan? 

'MER ’en zijn vaak heel suf en dan ben je als Commissie eigenlijk continu de zeurpiet. Je hebt er ook bij waar mensen blind op één oplossing afstevenen. Waarbij je denkt, waarom maak je überhaupt nog een MER? Soms ook ingegeven door de wensen van de politieke bestuurders, waarvan hun ambtenaren en MER schrijvers dan denken dat ze die moeten uitvoeren en alles daarnaartoe gaan redeneren. Dat zijn de slechtste. Ik erger me er dan wild aan dat mensen niet willen zien dat het écht niet goed is. Daar ligt nog wel een belangrijke opgave voor de Commissie: om mensen bewust te maken dat een MER ook een leuk, creatief én onafhankelijk proces kan zijn met veel meerwaarde. Voor het milieu, maar ook voor de inherente kwaliteit van het plan'.

Heb je een tip voor andere deskundigen? 

'Kwantificeer waar relevant zoveel mogelijk, bijvoorbeeld met behulp van normen. In mijn tijd in Amsterdam heb ik op basis van uitgebreid literatuuronderzoek een minimumnorm voor sport en groen per nieuwbouwhuis in IJburg geïntroduceerd. Die norm hebben ze nu ook in Den Haag overgenomen. Dat is zo handig. Dan hoef je bij het ontwerp van een wijk niet te gaan denken: zoveel huizen, waar komen we dan op uit met groen? Je hanteert gewoon de norm. Het maakt het toetsen van een MER objectief en transparant en het voorkomt dat je in het ene MER dit, en in het andere MER dat zegt. Deskundigen zijn ook sympathieke mensen die misschien bij een kleine gemeente die heel erg zijn best heeft gedaan, minder kritisch zijn. Met een norm ben je die neiging voor en blijft de toetsing en advisering van de Commissie consequent. Al moeten deskundigen natuurlijk oog blijven houden voor specifieke omstandigheden. Elke situatie is weer anders'.

Wat heb je geleerd? 

'Oh, zo ontzettend veel! Ik dacht bijvoorbeeld dat ik heel veel van water afwist. In Amsterdam dachten velen, die Ruwan die weet álles van water. En toen kwam ik hier voor het eerst in een werkgroep met een waterdeskundige en toen dacht ik wow! Die zei dingen… dat wist ik helemaal niet! En dat is het allerleukste van dit werk. Op vele vlakken: klimaatbestendigheid, hydrologie, ecologie, leer je weer. En dat is echt een rijkdom als je mijn leeftijd hebt. En omdat de Commissie naast die rijkdom aan topdeskundigen, een groep hele goede voorzitters heeft die hun sporen verdiend hebben en leuke, goede secretarissen is het elke keer een genot om aan een werkgroep deel te nemen'.