Deskundige aan het woord - afl. 3: Jeroen den Hartog

Naam: Jeroen den Hartog
Deskundigheid
: Luchtkwaliteit en windturbines
Deskundige sinds: 2024
Aantal mer-adviezen: 2

“Ik zat daar tegenover de gemeenteambtenaren en ik dacht: hoe help ik jullie verder bij jullie proces?”


Ik werk als adviseur Milieu en Gezondheid bij de GGD regio Utrecht en ben verbonden aan het expertisepunt windturbines en gezondheid van de RIVM. Vanwege het expertisepunt zijn jullie bij mij terechtgekomen. Nadat ik gevraagd was, ben ik om me heen gaan bellen met deskundigen die al voor de Commissie werkten. Die zeiden allemaal: doen! Want je leert er veel van. En dat klopt. Mijn blik is veel breder geworden. En ik vind het inspirerend. 

Hoe ging je eerste adviestraject?
“Ik moest een omgevingsvisie beoordelen. Die krijg je dan toegestuurd met het bijbehorende mer en alle onderliggende stukken en ja… waar te beginnen? Wat ga je eerst lezen? En wat is je rol? En vooral: waar houdt die op? Luchtkwaliteit is afhankelijk van industrie en van verkeer… Ik bedoel een nieuwe woonwijk zuigt verkeer aan, dat snap ik, maar ik ben geen verkeersdeskundige dus ik kan daar geen uitspraak over doen. Dus moet je vertrouwen op de expertise van andere deskundigen. Wat ik verder complex vond is dat kwaliteit en de concreetheid van de omgevingsvisie, medebepalend is voor de kwaliteit van het MER. In een omgevingsvisie kan staan ‘we willen een gezonde leefomgeving voor alle bewoners’, maar als zo’n visie vaag blijft dan is het MER dat ook. Zeg je dan iets over het MER, dan zeg je impliciet ook iets over de omgevingsvisie. Hoe ver ga je daar dan in? Ik vond dat wel spannend.”

Het is voor een beginnende deskundige daarom goed om eerst eens een paar andere MER’en door te akkeren om te begrijpen hoe dat werkt. En praat ook eens met een werkgroepsecretaris of loop een keer mee met een ander mer traject als een soort stagiaire zodat je ziet hoe andere deskundigen daarmee om gaan.

En hoe ging dan je eerste adviesgesprek?
“Nou, ik zat daar tegenover de gemeenteambtenaren en ik dacht vooral: hoe help ik die mensen het beste met wat ze willen, hoe kan ik hun plannen verder brengen? Zij moeten straks met dit document naar de raad: jongens dit is wat we willen met onze gemeente. Hoe help ik ze daar nou verder mee? Soms ook door ze te kietelen met wat zijn nou jullie ambities? Ga je je verschuilen achter de grote opgaven van de provincie of het Rijk? Of ga je uit van je eigen ideeën?

We stonden op locatiebezoek met de werkgroep in een stationsgebied en toen vroeg één van de ervaren deskundigen: ‘Wat willen jullie nou zelf hier?’ Dat vond ik een hele goede vraag. Het was helemaal niet aanvallend of belerend, maar juist uitnodigend. Dat is denk ik de rol van een deskundige: direct en concreet, met open vizier, maar ook met gevoel voor de toon van de boodschap, je vragen en bevindingen delen. En zo een gemeente verder helpen met hun visie of plan. Dat vind ik mooi.

Een omgevingsvisie is immers ook een plan, en het liefste, het beste plan waar zij de bewoners, het Rijk, de provincie, Prorail, en alle andere betrokkenen in mee willen krijgen. Ik vond het een mooi proces. Ik snapte al hun bezwaren en dilemma’s, want het is soms ingewikkeld en dat mag ook op tafel.

Ik herken me niet in het beeld van de Commissie als hindermacht, als een stelletje zure pennenlikkers. Ik weet natuurlijk niet hoe de andere kant van de tafel dat ervaren heeft, maar ik vond mijn beide trajecten helemaal niet zuur. Ik dacht: elke omgeving heeft zijn eigen uitdaging en we proberen als Commissie mee te denken over wat er kan. “

 Wat heb je tot nu toe geleerd? 
“Ik kijk met een bredere blik naar de wereld om me heen. Ik liep vanmorgen naar het kantoor van de Commissie en merkte dat ik naar het groen, de parkeerplekken en de natuur keek. Wat is hier het bomenplan? Waarom is het gebied zo ingericht? Zou het ook anders kunnen? Ik merk dat ook in mijn werk bij de GGD. Ik probeer breder te kijken dan de vraag die me gesteld wordt. Mijn blik op de wereld en op mijn werk is verruimd.”

Je vertelde dat je aan improvisatietheater doet. Neem je daar iets van mee in de adviesgesprekken?
“Ik denk dat ik veel improvisatie-technieken impliciet inzet. Twintig jaar geleden was ik nog een diehard wetenschapper die uit die ruis van vergaarde data een signaal probeerde te ontdekken. Ik deed in Amsterdam onderzoek naar de luchtkwaliteit en ik stond op een dag op een balkon op de Amsteldijk fijnstofmeters te installeren. De kleindochter (9 jaar) van de deelnemer aan mijn onderzoek wilde precies weten wat ik deed en vroeg tot slot: ‘Ben jij soms leraar?’ Dat was een impliciet carrière-advies, want ik besefte dat ik het leuk vond om beeldend te kunnen vertellen over mijn werk! En dat is eigenlijk ook wat je doet in een adviesgesprek.

Het gaat er namelijk niet om dat ik precies weet hoeveel ultrafijne stofdeeltjes er in een straat aanwezig zijn, maar dat ik aan de andere kant van de tafel kan uitleggen dat je veel gezondheidswinst kan halen onder de norm.

Een MER is bij uitstek een normatief instrument met plussen en minnen voor allerlei factoren. Neem bijvoorbeeld een drukke weg. Vlak naast die weg valt de luchtkwaliteit binnen de norm, maar ik weet: daar kan je beter niet gaan wonen. Maar goed, auto’s worden in de toekomst schoner, dus voor luchtkwaliteit is daar in het MER een plusje gezet. Vervolgens plant de gemeente daar duizend nieuwe woningen, terwijl zo’n plusje voor mij eigenlijk een minnetje is. Hoe krijg ik dat nou onder de aandacht van die gemeente? Daar zet ik vast ongemerkt gesprektechnieken en communicatievaardigheden bij in. Bij het overtuigen van een ander komt immers ook improvisatietalent om de hoek kijken.”

Wat voor adviestrajecten zou je graag willen? Waar kunnen ze jou voor wakker maken? 
“Ik zou nog graag een advies voor windturbines doen. Daar ben ik veel mee bezig en verwacht dat dit vooral voor de aankomende jaren speelt en daarna niet meer, althans niet op land. Daarnaast zou ik ook wel graag een NRD beoordelen, omdat je daarbij helemaal aan de voorkant meedenkt. En voor mezelf zou het goed zijn om nog een paar omgevingsvisies te doen. Dus komt u maar….”

Heb je nog tips voor andere deskundigen? 
‘Nou, een tip… Wij gingen op locatiebezoek bij Sittard-Geleen op een maandag en ik dacht op de zondag ervoor: weet je wat, ik ga daar naartoe met mijn racefiets. Dus zondag, het was mooi weer, heb ik een fietstocht gemaakt en ben overal langsgefietst. De volgende dag hadden we dat locatiebezoek en dan heb je geen tijd om het hele gebied te zien. Maar ik was dus wel overal geweest en daardoor had ik een completer beeld. Het is eigenlijk heel simpel. Ik had een fietstochtje van vijftig kilometer gemaakt. Misschien is dat voor sommige mensen veel, maar voor een beetje fietser is het niks – en je kan ook een elektrische fiets huren. Dat fietstochtje was leuk en heel nuttig. Dus ik dacht na dat locatiebezoek maandag: dát ga ik vaker doen.’