1252. Ruimte voor de rivier

De ministers van Verkeer Waterstaat, van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zijn van plan de veiligheid langs de bedijkte Rijntakken en het benedenstroomse deel van de bedijkte Maas uiterlijk in 2015 in overeenstemming te brengen met de wettelijk vereiste norm.

Procedure en adviezen

Richtlijnen
24-05-2002 Datum kennisgeving
24-05-2002 Ter inzage legging van de informatie
22-08-2002 Advies uitgebracht
Richtlijnen
Toetsing
31-05-2005 Kennisgeving MER
31-05-2005 Ter inzage legging MER
14-10-2005 Toetsingsadvies uitgebracht
Toetsing

Opmerkingen bij de advisering

Met het voornemen dient uiterlijk in 2015 een maatgevende afvoer van 16.000 m3/s in de Rijn bij Lobith en van 3.800 m3/s in de Maas bij Eijsden veilig te kunnen worden afgevoerd naar zee.

Omdat naar verwachting verdergaande klimaatveranderingen ertoe zullen leiden dat het rivierensysteem in de toekomst nog hogere afvoeren te verwerken krijgt, moet duidelijk worden of maatregelen/alternatieven voor de korte termijn (2015) passend zijn voor de langere termijn (toekomstvast; ‘geen spijt maatregelen’).

In het richtlijnenadvies heeft de Commissie geadviseerd, gezien de complexiteit van de voorgenomen activiteiten, de m.e.r. in twee fasen uit te voeren:

  1. In de eerste fase (‘strategie-fase’) kan vanuit verschillende visies een breed spectrum aan inrichtingsstrategieën worden opgesteld, die worden geëvalueerd en vergeleken op hoofdlijnen en op het schaalniveau van riviertakken. Uit deze eerste fase moet blijken welke van deze strategieën realistisch zijn om verder uit te werken.
  2. In de tweede fase dienen voor de overgebleven strategieën alternatieven opgesteld te worden, welke tot op het detailniveau van individuele uiterwaarden worden uitgewerkt, geëvalueerd en vergeleken.

Verder heeft de Commissie gevraagd om een referentie uit te werken, waarbij alleen dijkverhoging en andere technische maatregelen worden toegepast (‘business as usual’; de praktijk zoals die tot op heden heeft gegolden).

Bij de toetsing van het MER oordeelde de Commissie dat van een complex en grootschalig plan op heldere wijze de informatie was gepresenteerd. Kanttekeningen waren er echter ook.

  • Uit het MER kwam naar voren dat verdere dijkversterking een reële optie kan zijn. Het is echter niet op hetzelfde detailniveau uitgewerkt als de andere alternatieven.
  • Een goed gemotiveerde vergelijking van rivierverruiming en dijkversterking ontbreekt, evenals een overweging over wanneer een ‘trendbreuk’ om niet langer dijken te verzwaren het beste ingezet kan worden. Dijkversterking gecombineerd met meer ruimtelijke kwaliteit kan meerwaarde hebben, zeker op plekken waar dit kosteneffectiever is.
  •  Een integrale visie op ruimtelijke kwaliteitontwikkeling is niet goed uitgewerkt en heeft ook weinig doorgewerkt in de alternatieven. De score op verbetering van de ruimtelijke kwaliteit is dan ook vrij laag.

In de vervolgfase – bij het verder uitwerken van rivierprojecten – kan ruimtelijke kwaliteit nog een belangrijker plek krijgen.

Betrokken partijen

Samenstelling van de laatste werkgroep

ir. Casper van der Giessen
ir. Pieter Janse
prof. dr. Rob Leuven
prof. dr. Hans Middelkoop
drs. Rob Mooren
ir. Kuindert van der Spek
dr. Nico de Vries

Voorzitter: dr. Dick Tommel
Werkgroepsecretaris: drs. Marc Laeven

Initiatiefnemer en Bevoegd gezag

Initiatiefnemer
Ministerie van Volkhv., R.O. en Milieubeheer
Rijkswaterstaat
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

Bevoegd gezag
Ministerraad

Overige gegevens

Gebied: Nederland, niet provinciaal ingedeeld gebied


Categorieën Besluit m.e.r.

Code Omschrijving
007 Plan-m.e.r.
C03.2 tot 1-4-2011: Hoofdvaarweg: vergroten of verdiepen
C12.2 tot 1-4-2011: Zee-, delta- of rivierdijk >= 5km, 250m3 profiel: wijziging of uitbreiding

Bijgewerkt op: 04 jan 2008