208. Reststoffen/mestverwerking Boeldershoek (Hengelo/Enschede)
Het samenwerkingsverband beoogde de oprichting van drie inrichtingen voor een gecombineerde verwerking van huisvuil, mest en zuiveringsslib op de locatie Boeldershoek (gemeente Hengelo en Enschede), te weten: ● een mechanische afvalbewerkingsinstallatie, waarin circa 220.000 ton huishoudelijk en bedrijfsafval wordt voorbewerkt tot brandstof voor de mest- en slibverwerking; ● een mestopwerkingsfabriek met een capaciteit van circa 500.000 ton/jr; en ● een slibverwerkingsfabriek voor circa 40.000 ton/jr zuiveringsslib, afkomstig van het waterschap Regge en Dinkel, het zuiveringschap West-Overijssel en het zuiveringschap Oostelijk Gelderland. Dit laatste zuiveringschap haakte later af.
Procedure en adviezen
Richtlijnen |
---|
04-11-1988 Datum kennisgeving |
04-11-1988 Ter inzage legging van de informatie |
21-12-1988 Advies uitgebracht |
Advies voor richtlijnen |
Toetsing |
20-04-1990 Kennisgeving MER |
20-04-1990 Ter inzage legging MER |
27-08-1990 Toetsingsadvies uitgebracht |
Toetsingsadvies |
Richtlijnen a |
24-07-1992 Datum kennisgeving |
24-07-1992 Ter inzage legging van de informatie |
15-09-1992 Advies uitgebracht |
Advies voor aanvullende richtlijnen |
Opmerkingen bij de advisering
De Commissie achtte het MER onvoldoende voor de verdere besluitvorming over de vergunningverlening. Met name het punt van de bedrijfsvoering en de keuze voor het droge rookgasreinigingssysteem riepen bij de Commissie twijfels op. De Commissie kon uit het MER niet opmaken of de normen uit de Richtlijn verbranden 1989 zouden worden gehaald. De initiatiefnemer heeft daarop een aanvullend rapport opgesteld. In haar toetsingsadvies stelde de Commissie, dat zij het MER en de aanvulling voldoende achtte voor de vergunningenprocedure. Zij adviseerde het bevoegd gezag een uitgebreid testprogramma tijdens en na de bouw van de verschillende onderdelen van de installatie te laten uitvoeren om te controleren of de normen uit de Richtlijn Verbranden 1989 worden gehaald en om zo nodig aanvullende voorzieningen te eisen.
Na de ontwerpbeschikking zijn zodanige wijzigingen opgetreden in het deelvoornemen voor mestverwerking, dat daarvoor in ieder geval een nieuwe Aw-vergunningaanvraag vereist was. Daardoor werd ook een aanvulling op het oorspronkelijke MER noodzakelijk. Deze wijzigingen betreffen een andere mestverwerkingstechniek, inclusief waterzuivering, een verhoging van de verwerkingscapaciteit tot 600.000 ton per jaar en een verplaatsing van de mestverwerkingsinstallatie naar een terrein ten noordoosten van de oorspronkelijke geplande locatie, vanwege de aanwezigheid van zoutholten op de oorspronkelijk locatie. Als initiatiefnemer trad nu Comesta Mestverwerking B.V. op.
In 1997 bleken de initiatiefnemers als rechtspersonen opgehouden actief te zijn, waarmee de m.e.r.-procedure als gestopt beschouwd kan worden.
De slibverbrandingsinstallatie is – als enige van de drie onderdelen van het initiatief – uiteindelijk gerealiseerd door het bedrijf STV Management en in 1994 in gebruik genomen. Vanaf de eerste periode heeft deze installatie tot een aantal problemen geleid. De sulfaatonttrekking functioneerde niet naar behoren; er waren klachten over stankhinder en er waren financiële tegenvallers. Het bedrijf zou bovendien de vergunningvoorschriften hebben overtreden. Justitie deed invallen bij het bedrijf in juli 1996. In oktober 1996 werd de financiële situatie tamelijk heikel, toen bleek dat nieuwe investeringen noodzakelijk zouden zijn.
In maart 1998 ging STV Management failliet; de twintig werknemers werden ontslagen en de installatie werd overgenomen door de firma Minergy/Insulinde. De waterschappen hadden inmiddels besloten geen slib meer naar Boeldershoek af te voeren. Regge en Dinkel had besloten om het slib naar Moerdijk af te voeren; Groot Salland koos voor verwerking in Opheusden.
In april 1998 kwam het bedrijf STV Management voor milieufraude voor de rechter, op beschuldiging van oplichting, vervalsing van rapporten en overtreding van milieuvoorschriften. Naar aanleiding van stof- en stankklachten was een onderzoek ingesteld Hieruit was onder andere gebleken, dat de aanwezige filterinstallatie nooit werd gebruikt, dat de afgasreinigingsinstallatie nooit was gebouwd, dat de asresten niet werden afgevoerd en dat er geen vloeistofdichte vloer was aangelegd.
Voor Boeldershoek zijn naderhand andere initiatieven ontwikkeld met m.e.r.-procedures1.
1 Dit betreft GFT-compostering (project 381), grondreiniging (project 487), afvalverbranding (pro ject 501), verwerking van C2- en C3-afvalstoffen (project 613).
Betrokken partijen
Samenstelling van de laatste werkgroep
ir. Ab Dirkzwager |
ing. Albert Dragt |
ing. de Jong |
ir. in 't Veld |
Voorzitter: ir. Karel Veldhuis
Werkgroepsecretaris: mr. Rolf-Jan Sielcken
Initiatiefnemer en Bevoegd gezag
Initiatiefnemer |
---|
Twente |
Bevoegd gezag |
---|
Provincie Overijssel |
Regge en Dinkel |
Overige gegevens
Gebied: Nederland, provincie Overijssel
Categorieën Besluit m.e.r.
Code | Omschrijving |
---|---|
C18.4 | tot 1-4-2011: Niet-gevaarlijk afval: verbranden of chemisch behandelen van >= 100ton per dag |
D18.2 | tot 1-4-2011: Dierlijke, organische meststoffen, GFT, groenafval: verwerken of vernietigen >=100ton per dag |
D18.3 | tot 1-4-2011: Wijzigen van inrichting voor diverse afvalstoffen |
Bijgewerkt op: 31 aug 2007