873. Partiƫle herziening Landelijke beleidsnota schelpenwinning

In de Waddenzee, de Noordzee en de Zeeuwse wateren wordt jaarlijks ca. 210.000 m3 fossiele en nieuwe schelpen gewonnen voor verschillende doeleinden (o.a. isolatie onder vloeren van huizen, wegverharding, mengvoederbereiding). Het gaat daarbij vooral om kokkels en Spisula-soorten. De winning vindt meestal plaats in getijgeulen.  Het ziet ernaar uit dat de vraag naar schelpen in Nederland groeit. Bovendien lijkt het er op, dat de huidige winning van schelpen in de Waddenzee de natuurlijke aanwas overtreft. De landelijke beleidsnota (en de partiële herzieningen hiervan) beoogt een afweging tussen verschillende belangen te maken waarbij zoveel mogelijk tegemoet kan worden gekomen aan de vraag, en aan te geven welke hoeveelheden mogen worden gewonnen op welke locaties en met welke methoden.

Procedure en adviezen

Richtlijnen
04-04-1997 Ter inzage legging van de informatie
04-04-1997 Datum kennisgeving
28-05-1997 Advies uitgebracht
Advies voor richtlijnen
Toetsing
14-07-1998 Kennisgeving MER
14-07-1998 Ter inzage legging MER
Toetsing a
19-10-1998 Aanvraag toetsingsadvies bij de Commissie m.e.r.
17-11-1998 Toetsingsadvies uitgebracht
Toetsingsadvies 1998
Toetsing b
12-07-2001 Aanvraag toetsingsadvies bij de Commissie m.e.r.
16-07-2001 Ter inzage legging MER
16-07-2001 Kennisgeving MER
08-10-2001 Toetsingsadvies uitgebracht
Toetsingsadvies 2001
Toetsing c
06-05-2004 Ter inzage legging MER
06-05-2004 Kennisgeving MER
15-06-2004 Aanvraag toetsingsadvies bij de Commissie m.e.r.
05-07-2004 Toetsingsadvies uitgebracht
Toetsingsadvies

Opmerkingen bij de advisering

Richtlijnen: In het richtlijnenadvies geeft de Commissie aan dat het MER vooral aandacht zal moeten besteden aan: 

● een heldere formulering van het doel, om daarmee duidelijker alternatieven af te bakenen. Daarbij staat centraal wat in dit geval onder duurzaamheid moet worden verstaan;

● de mogelijkheden die de Minister heeft om de praktijk van schelpenwinning te beïnvloeden;

● formulering van integrale alternatieven, waarbij niet alleen de jaarlijkse hoeveelheid schelpen en de situering langs de kust aan de orde komt, maar ook (als dat aan de orde is) de manier waarop in de behoefte aan schelpen kan worden voorzien (inclusief inzet van alternatieve materialen); de afbakening van het studiegebied en de aanwijzing van (potentiële) winlocaties en de voorwaarden waaronder winning kan worden toegestaan;

● de gevolgen voor het oppervlaktewater, de bodem, voor planten en dieren, voor de kustmorfologie en voor archeologische objecten.

 

Toetsing: Tijdens de toetsing constateerde de Commissie dat het MER essentiële tekortkomingen bevat. Deze hebben betrekking op:

● de raming van de behoefte aan schelpenmateriaal;

● de winbaarheid van schelpenmateriaal;

● de selectie van alternatieven;

● de beschrijving van milieugevolgen;

● de benadering van het aspect duurzaamheid;

● de weergave van leemten in kennis.

Op grond van deze constateringen besloot het bevoegde gezag een aanvulling op het MER op te laten stellen. De aanvulling ging in voldoende mate in op de gesignaleerde tekortkomingen. Tevens werd duidelijk dat belangrijke leemten in kennis blijven bestaan over de milieugevolgen van het voorgenomen beleid. De Commissie adviseerde daarom deze leemten in kennis in het evaluatieonderzoek op te nemen en de resultaten voortdurend terug te koppelen naar het vastgestelde beleid en de verleende vergunningen, zodat de mogelijkheid bestaat aanvullende maatregelen te treffen om (onverwachte) milieugevolgen te voorkomen of te mitigeren.

 

Aanvullende toetsing: Enkele ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat een tussentijdse partiële wijziging van het beleid zoals verwoord in de LBS noodzakelijk is, met name vanwege resultaten van onderzoek in de periode 1999-2001, vastgelegd in een aanvulling op het MER. De Commissie is van oordeel dat de essentiële informatie in de aanvulling op het MER aanwezig is. De onderzoeksresultaten zijn op een heldere wijze beschreven en met deze resultaten zijn eerder geconstateerde onzekerheden en kennisleemten voor een groot deel weggenomen. Op enkele punten plaatst de Commissie kanttekeningen (onder andere (a) vraagtekens bij de duurzaamheid van schelpenwinning in de Westerschelde en (b) betekenis van beschermingsformules van de Habitatrichtlijn en het SGR voor de Westerschelde en Voordelta), deels gevolgd door aanbevelingen.

 

Toetsing (2): Enkele ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat een tussentijdse partiële wijziging van het beleid zoals verwoord in de LBS noodzakelijk is, met name vanwege resultaten van onderzoek in de periode 1999-2001, vastgelegd in een aanvulling op het MER. De Commissie is van oordeel dat de essentiële informatie in de aanvulling op het MER aanwezig is. De onderzoeksresultaten zijn op een heldere wijze beschreven en met deze resultaten zijn eerder geconstateerde onzekerheden en kennisleemten voor een groot deel weggenomen. Op enkele punten plaatst de Commissie kanttekeningen (onder andere (a) vraagtekens bij de duurzaamheid van schelpenwinning in de Westerschelde en (b) betekenis van beschermingsformules van de Habitatrichtlijn en het SGR voor de Westerschelde en Voordelta), deels gevolgd door aanbevelingen.

 

Toetsing (3): Vijf jaar na 1999 is conform het LBS een evaluatie uitgevoerd. Deze is vastgelegd in een tweede aanvulling op het MER. De Commissie is van oordeel dat de essentiële informatie in de tweede aanvulling op het MER aanwezig is.

 

Betrokken partijen

Samenstelling van de laatste werkgroep

dr. Norbert Dankers
drs. Rob Lambeck
drs. Nico de Rooij
prof. dr. Joost Terwindt

Voorzitter: drs. Leni van Rijn-Vellekoop
Werkgroepsecretaris: drs. Marc Laeven

Initiatiefnemer en Bevoegd gezag

Initiatiefnemer
Rijkswaterstaat

Bevoegd gezag
Rijkswaterstaat

Overige gegevens

Gebied: Nederland, niet provinciaal ingedeeld gebied


Categorieƫn Besluit m.e.r.

Code Omschrijving
C16.1 tot 1-4-2011: Winning oppervlaktedelfstoffen >= 100ha

Bijgewerkt op: 31 aug 2007