ECLI:NL:RBGEL:2022:3818

Betreft Omgevingsvergunning uitbreiding fok- en vleesvarkenshouderij
Datum uitspraak 22-07-2022
Rechtsprekende instantie  Rechtbank
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden veehouderij, varkenshouderij, Berkelland, drempelwaarde
Bronnen vindplaats ECLI:NL:RBGEL:2022:3818

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Voor de toepassing van de drempelwaarde uit kolom 2 van categorie C14 van de bijlage bij het Besluit m.e.r. moeten ‘opfokzeugen’ als ‘zeugen’ meegeteld worden. De wijze van huisvesting van de zeugen is hierbij niet relevant.

Casus

‘De maatschap’ exploiteert een varkenshouderij in de gemeente Berkelland. Op 29 juni 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van twee stallen, het intern verbouwen van een stal, het plaatsen van een mestsilo en het veranderen van de inrichting voor het uitbreiden van de fok- en vleesvarkenshouderij. De uitbreiding gaat over 881 zeugen in nieuwe stal H en 168 opfokzeugen in nieuwe stal G. Volstaan is met een m.e.r.-beoordeling.
Eisers vinden dat in dit geval een milieueffectrapport opgesteld had moeten worden, omdat de uitbreiding de drempelwaarden van 900 ‘zeugen’ overschrijdt (categorie C14 van de bijlage bij het Besluit m.e.r.).

Overwegingen van de bestuursrechter
Het geschil gaat over de vraag of de 168 opfokzeugen ook als ‘zeug’ meegeteld moeten worden. Als dat het geval is, overschrijdt de uitbreiding de genoemde drempelwaarde. In dat geval geldt een directe project-m.e.r.-plicht, en kon het college niet volstaan met een m.e.r.-beoordeling. De drempelwaarde is ‘900 stuks zeugen (Rav cat. D 1.2, D 1.3 en D3 voor zover het opfokzeugen betreft)’. Opfokzeugen worden in deze drempelwaarde dus expliciet als zeugen aangemerkt. Het Besluit m.e.r. biedt geen aanknopingspunten voor een ander oordeel. Het doet er niet toe dat opfokzeugen in een andere categorie dan volwassen zeugen zijn ingedeeld in de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav). De Rav is een andere regeling dan het Besluit m.e.r.

Het college stelde nog dat de opfokzeugen in stal G worden gehuisvest als vleesvarkens, omdat de wijze van huisvesting vergelijkbaar is met vleesvarkens in de nieuwbouw. De rechtbank gaat hier niet in mee. De Europese M.e.r.-richtlijn en het Besluit m.e.r. gaan uit van plaatsen: de nominale capaciteit van de inrichting. Bij de toepassing van de drempelwaarde op een inrichting worden geen omrekeningsfactoren gehanteerd wanneer het om zogenaamde Groen Labelstallen gaat. De wijze van houden van opfokzeugen is daarom in beginsel niet bepalend voor de vraag of een m.e.r.-plicht bestaat, maar kan slechts een rol kan spelen bij de inhoud van het milieueffectrapport.

Ten slotte is van belang dat opfokzeugen niet gelijk te stellen zijn aan mestvarkens, omdat ze fysiologisch anders zijn, zowel wat betreft gewicht, levenswijze, voeding als excreties (zie de uitspraak van 21 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2463, r.o. 4.1).
De drempelwaarde wordt dus overschreden. De initiatiefnemer had een milieueffectrapport moeten maken.

Uitspraak
Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt de omgevingsvergunning.