ECLI:NL:RVS:2022:2145
Betreft | Bestemmingsplan Delversduin gemeente Bergen (NH) |
---|---|
Datum uitspraak | 27-07-2022 |
Rechtsprekende instantie | Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
Proceduresoort | Eerste aanleg - meervoudig |
Trefwoorden | stikstof, intern salderen, Natura 2000-gebieden, stedelijke ontwikkelingsprojecten, Bergen |
Bronnen vindplaats | ECLI:NL:RVS:2022:2145 |
Conclusies voor de m.e.r. praktijk
- Het is niet noodzakelijk om in een passende beoordeling bij een plan de datum van vaststelling van dat plan te hanteren als het peilmoment voor de referentiesituatie. De datum van het opstellen van de passende beoordeling zelf kan ook aanvaardbaar zijn.
- In principe is het bij een plan niet aanvaardbaar om voor intern salderen in de referentiesituatie activiteiten mee te nemen die al zijn beëindigd vóór het gehanteerde peilmoment. Dat kan wel als onomstotelijk vaststaat dat de activiteit uitsluitend is beëindigd voor de ontwikkeling die het plan mogelijk maakt.
Casus
Op 8 juli 2021 heeft de raad van de gemeente Bergen (Noord-Holland) het bestemmingsplan "Delversduin" vastgesteld. Het plan staat de bouw van maximaal 162 woningen toe in het gebied Delversduin ten westen van Egmond aan den Hoef.
Appellanten voeren aan dat de in de passende beoordeling gehanteerde referentiesituatie onjuist is. Op het moment van vaststelling van het plan waren de agrarische activiteiten, waarmee intern wordt gesaldeerd, al ruimschoots beëindigd, namelijk sinds 2018. Volgens appellanten wordt niet voldaan aan de voorwaarden voor intern salderen. Er is volgens appellanten sprake van wisselend grondgebruik (veelal bollenteelt van onder andere tulpen en blauwe druiven) sinds 1999 (datum koopovereenkomst vorige eigenaar). Voor bollengewassen gelden lagere stikstofgebruiksnormen dan voor "grasland met volledig maaien", waar het stikstofonderzoek vanuit is gegaan voor de referentiesituatie.
Overwegingen van de bestuursrechter
Volgens vaste jurisprudentie wordt onder referentiesituatie voor de Natura 2000-plantoets de feitelijke, planologisch legale situatie voorafgaand aan de vaststelling van het plan verstaan. Het Natura 2000-gebied Noordhollands Duinreservaat grenst aan het plangebied. Het noordelijke perceel van het plangebied voor woningbouw is gebruikt voor de interne saldering. Dit was voor vaststelling van het bestemmingsplan nog bestemd voor agrarisch gebruik. Dit gebruik bestond uit het bemesten van grasland door dierlijke mest en/of kunstmest, waarbij emissie van ammoniak (NH3) plaatsvindt.
Volgens de Afdeling staat voldoende vast dat het noordelijk perceel op het moment van sluiten van de koopovereenkomst op 2 augustus 2019 nog in agrarisch gebruik was en daarna is beëindigd. Dit baseert de Afdeling op informatie uit de basisregistratie gewaspercelen 2019, een verklaring van de agrariër, het bemestingsoverzicht van de agrariër, de leveringsakte, een verklaring van de huidige eigenaar BPD Ontwikkeling B.V., een verklaring van de rentmeester en luchtfoto’s. Dat gebruik was ook planologisch legaal. Met wisselteelt hoefde geen rekening te worden gehouden, want uit de stukken wordt voldoende aannemelijk dat structureel sprake was van grasland met volledig maaien.
De raad heeft het moment van opstellen van de passende beoordeling gekozen als peildatum (april 2020). Dit is volgens de Afdeling niet in strijd met het recht. Zoals volgt uit de uitspraak van 4 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:683 onder 15.5, is het niet noodzakelijk om bij het bepalen van de peildatum de datum van vaststelling van het bestemmingsplan te hanteren. De raad mocht bij het bepalen van het peilmoment in dit geval uitgaan van de datum van het opstellen van de passende beoordeling.
Zoals de Afdeling heeft overwogen onder 24.2 van de uitspraak van 1 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1960, is het in beginsel niet aanvaardbaar om in een passende beoordeling in het kader van de interne saldering activiteiten mee te nemen in de referentiesituatie als die activiteiten al zijn geëindigd voor de gehanteerde peildatum. Dat kan wel als onomstotelijk vaststaat dat de activiteit uitsluitend is beëindigd ten behoeve van de ontwikkeling die het plan mogelijk maakt, zie de uitspraak van 1 september 2021. De Afdeling oordeelt dat dit het geval is.
Uitspraak
De beroepen zijn ongegrond.