ECLI:NL:RVS:2022:1629
Betreft | Bestemmingsplan I Luchthaven Eindhoven e.o. (parkeergarage P5) |
---|---|
Datum uitspraak | 08-06-2022 |
Rechtsprekende instantie | Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
Proceduresoort | Eerste aanleg - meervoudig |
Trefwoorden | luchthavens, bestemmingsplannen, stikstofdepositie, passende beoordeling, referentiesituatie, Eindhoven, Natura 2000-gebieden |
Bronnen vindplaats | ECLI:NL:RVS:2022:1629 |
Conclusies voor de m.e.r. praktijk
- De referentiesituatie voor de Natura 2000-plantoets, zoals bij een bestemmingsplan, is de feitelijke, planologisch legale situatie voorafgaand aan de vaststelling van het plan. Bij de vaststelling van deze referentiesituatie is niet van belang of voor de bestaande situatie wel een natuurvergunning is verleend.
- Het stikstofonderzoek mag uitgaan van het heersende verkeersbeeld als het plan geen netwerkeffecten veroorzaakt.
- Een plan dat alleen een parkeergarage van maximaal 4.200 parkeerplaatsen mogelijk maakt, zonder de bestaande infrastructuur aan te passen, heeft geen netwerkeffecten. Als het aantal extra verkeersbewegingen op bestaande routes gering is (hier: maximaal één auto per etmaal), is dat een aanwijzing dat de verkeersbewegingen in het heersende verkeersbeeld zijn opgenomen.
Casus
Op 28 januari 2020 heeft de raad van de gemeente Eindhoven het bestemmingsplan
"I Luchthaven Eindhoven e.o. (parkeergarage P5)" vastgesteld. Het plan maakt de bouw van een parkeergarage mogelijk op de locatie van de huidige maaiveldparkeerplaats P5. De parkeergarage krijgt een capaciteit van maximaal 4.200 parkeerplaatsen, terwijl op de huidige parkeerplaats 1.437 parkeerplaatsen beschikbaar zijn. Het plangebied ligt aan de noordzijde van Eindhoven Airport, dichtbij de Spottersweg. De aanleiding voor het plan is de groei van Eindhoven Airport in de afgelopen jaren.
Stichting Brabantse Milieufederatie (BMF) en anderen vinden dat het stikstofonderzoek ten onrechte geen rekening houdt met de stikstofdepositie op nabijgelegen Natura 2000-gebieden door de bestaande vliegactiviteiten op de Eindhoven Airport. De bestaande vluchten behoren volgens hen niet tot de referentiesituatie, omdat daarvoor geen natuurvergunning is verleend en er dus sprake is van een overtreding van de Wet natuurbescherming. BMF en andere vinden ook dat het stikstofonderzoek niet voldoet omdat het geen rekening houdt met het verkeer op twee routes.
Overwegingen van de bestuursrechter
Referentiesituatie en bestaande vliegbewegingen
Bij de beoordeling of een bestemmingsplan significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, is de referentiesituatie het uitgangspunt. De gevolgen voor Natura 2000-gebieden van de referentiesituatie zelf hoeven dus niet te worden onderzocht. Dat betekent hier dat alleen onderzocht hoefde te worden of de parkeergarage significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Het plan maakt immers alleen een parkeergarage mogelijk en zal niet leiden tot een toename van het aantal vliegbewegingen. De bestaande vliegbewegingen behoren tot de referentiesituatie. Deze vliegbewegingen zijn al feitelijk gerealiseerd en zijn planologisch legaal, omdat ze passen binnen het geldende bestemmingsplan "Luchthaven Eindhoven e.o.".
Het feit dat Eindhoven Airport niet over een natuurvergunning beschikt, maakt dit niet anders. Bij de vaststelling van de referentiesituatie bij een plan is namelijk niet van belang dat voor het feitelijk bestaande en planologisch legale gebruik geen natuurvergunning is verleend. De Afdeling wijst daarvoor op haar uitspraak van 1 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1515, onder 49.8.
De referentiesituatie bij plannen wordt op een andere manier vastgesteld dan de referentie bij projecten. Of er wel of niet een natuurvergunning is, kan daarom wel relevant zijn voor Eindhoven Airport zelf. Voor het krijgen van een natuurvergunning kan het namelijk uitmaken of de bestaande activiteit over een natuurvergunning beschikt.
Uitgangspunten van de stikstofmemo
De Afdeling oordeelt dat het stikstofonderzoek uit mag gaan van het criterium van het heersende verkeersbeeld. Het plan maakt niet de luchthaven mogelijk, maar alleen de parkeergarage. De parkeergarage is geen project van een zeer grote omvang en voor de parkeergarage zijn geen aanpassingen in de infrastructuur vereist. De parkeergarage zal worden ontsloten via een nieuwe weg langs het bedrijventerrein, maar die nieuwe weg maakt deel uit van een project om de wegenstructuur in Eindhoven-Noordwest aan te passen dat losstaat van het plan. Het plan heeft daardoor geen netwerkeffecten.
De Afdeling heeft in haar uitspraak van 19 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1054, onder 15.14, aanvaard dat stikstofberekeningen, wat betreft het verkeer van en naar projecten zonder netwerkeffecten, mogen uitgaan van het heersende verkeersbeeld. De Afdeling ziet geen aanleiding om daar nu anders over te oordelen. Het criterium van het heersende verkeersbeeld is in overeenstemming met de Habitatrichtlijn.
De Afdeling twijfelt ook niet of in de stikstofmemo alle verkeersbewegingen zijn meegenomen die een rechtstreeks gevolg zijn van het plan. In de verkeersstudie van Goudappel Coffeng zijn verkeersbewegingen van en naar de parkeergarage berekend op wegdelen die niet zijn meegenomen in de stikstofmemo. De raad heeft op de zitting echter toegelicht dat het aantal berekende verkeersbewegingen op die routes zo gering is dat deze in het heersende verkeersbeeld zijn opgenomen. Op de route binnendoor gaat het hoogstens om één auto per etmaal.
Uitspraak
Het beroep is gegrond vanwege een andere beroepsgrond, maar de rechtsgevolgen van het besluit blijven in stand.