1420. Rijksweg A4, Delft - Schiedam (Midden Delfland)

Studie naar de aanleg van de A4 Midden Delfland tussen de Kruithuisweg in Delft en het Kethelplein in Schiedam, de opgewaardeerde Veilingroute (A54 met en zonder Oranjetunnel) en de verbreding van de A13 met de aanleg van de A13/16.

Procedure en adviezen

Richtlijnen
17-03-2004 Datum kennisgeving
17-03-2004 Ter inzage legging van de informatie
14-05-2004 Advies uitgebracht
Advies voor richtlijnen
Toetsing a
22-11-2005 Toetsingsadvies uitgebracht
Tussentijds toetsingsadvies
Toetsing b
24-01-2006 Toetsingsadvies uitgebracht
Definitief toetsingsadvies
Toetsing c
23-04-2009 Aanvraag toetsingsadvies bij de Commissie m.e.r.
08-05-2009 Kennisgeving MER
08-05-2009 Ter inzage legging MER
02-07-2009 Toetsingsadvies uitgebracht
Persbericht bij het toetsingsadvies C
Toetsingsadvies C
Toetsingsadvies C bijlage 2

Opmerkingen bij de advisering

Voor de aanleg van een snelweg A4 tussen de Kruithuisweg in Delft en het Kethelplein in Schiedam is in 1996 een milieueffectrapport (MER) gemaakt. In dat jaar hebben de Ministers van Verkeer en Waterstaat (V&W) en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) ook hun standpunt aangaande deze weg bekend gemaakt. Eind 2002 is besloten de trajectnota/MER aan te vullen en te actualiseren. Daarvoor is opnieuw de milieueffectrapportage(m.e.r.)procedure van start gegaan.

In het richtlijnenadvies adviseerde de Commissie de trajectnota/MER in twee stappen uit te voeren. Een alternatieven-MER en een inrichtings-MER:

  • In de eerste stap wordt een serie verkeerskundige zinvolle alternatieven op hoofdlijnen op hun vervoers- en verkeerskundige effecten beoordeeld (met name beschikbare capaciteit, verdeling van vervoersstromen over netwerken, intensiteit/capaciteit verhouding op onderscheiden delen van het wegennet, verkeersveiligheid en gevolgen voor modal split). Voorts worden zij getoetst op de externe effecten m.b.t. leefbaarheid, buitengebied, externe veiligheid, beschermingsformules van het Structuurschema Groene Ruimte en haalbaarheid. Het detailniveau moet worden afgestemd op het te nemen besluit.
  • Stap 2 bestaat - na een onderbouwde keuze van stap 1 - uit het beschrijven en beoordelen van de inrichtingsaspecten van het gekozen alternatief

In eerste instantie ontbrak essentiële informatie voor het MER 1e fase. Daarop heeft de initiatiefnemer een aanvulling gemaakt. Deze heeft de Commissie meegenomen in haar advisering. In haar tussentijds toetsingsadvies gaf de Commissie aan dat het MER eerste fase en de aanvulling tezamen de essentiële informatie bevat voor het laten vallen van de A54-alternatieven voor verder onderzoek in de tweede fase. Ondanks het feit dat op enkele punten de effecten voor deze alternatieven niet juist werden weergegeven, maakten de verkeerskundige effecten duidelijk dat deze alternatieven geen zinvolle oplossing boden voor de gestelde problemen. Om een goede keuze te kunnen maken tussen de A4-varianten en het A13-alternatief1 ontbrak echter nog essentiële informatie. Deze informatie is nu in het aangepaste MER gegeven.

 

Het aangepaste MER maakt voor de keuze tussen de alternatieven duidelijk dat:

  • indien gelijke hoeveelheden verkeer op de A4-varianten en het A13-alternatief moeten worden afgewikkeld ook een ingrijpende en dure aanpassing van het knooppunt Ypenburg vereist is voor het A13-alternatief;
  • de vernietiging van de PEHS het grootste is bij de A4-varianten;
  • er geen verschillen van betekenis zijn tussen de alternatieven bij toetsing aan de leefbaarheidsdoelstelling;
  • er op dit moment geen uitspraken te doen zijn over de verschillen tussen de alternatieven ten aanzien van verkeersveiligheid op het onderliggend wegennet;
  • naar de mening van de Commissie de relatief grote aantasting van de landschappelijke waarden bij de A4-varianten nadrukkelijker in beeld had moeten komen;
  • de kosten van mitigerende maatregelen in een latere fase nog moeten worden uitgewerkt en dat deze een belangrijk aandeel kunnen vormen van de uiteindelijke kosten.

In 2007 is een invoerfout in het verkeersmodel geconstateerd bij het knooppunt Ypenburg en zijn herstelberekeningen uitgevoerd.

De Minister van Verkeer en Waterstaat besloot in januari 2008 om in het MER stap 2 de alternatieven A4 en A13+A13/A16 beiden in meer detail uit te werken.

In haar toetsingsadvies over het MER stap 1 +stap 2 concludeert de Commissie dat in het MER stap 1 voldoende beargumenteerd is dat de A54 onvoldoende oplossing biedt voor de bereikbaarheidsproblemen in de corridor Den Haag-Rotterdam.

Het MER stap 2 geeft goede informatie over de feitelijke effecten van de A4 en de A13 +A13/A16 en biedt dus voldoende basis voor de nu te maken keuze. De vertaling van de gegevens naar kwalitatieve +/- scores in de vergelijkingstabel, behoeft echter naar het inzicht van de Commissie aanpassing. De alternatieven scoren gelijkwaardiger op verkeer en vervoer en het alternatief A13 +A13/A16 scoort beter voor natuur en landschap dan uit de samenvattende vergelijkingstabel blijkt.

Het MER maakt duidelijk dat de A4 noch de A13+ A13/A16 op de langere termijn voldoende oplossing bieden om de knelpunten op het gebied van verkeer en vervoer en leefbaarheid structureel op te lossen. In beide alternatieven lopen op termijn de wegen weer vol. De onlangs gestarte Verkenning Rotterdam Vooruit gericht op 2040 moet dit perspectief gaan geven. Vooruitlopend daarop zal bij de uitwerking van één van de alternatieven op inrichtingsniveau aandacht besteed moeten worden aan een optimale aansluiting met OV faciliteiten en de mogelijkheden om de leefbaarheid op wijkniveau te verbeteren.

Gegeven het vergevorderde stadium waarin de planvoorbereiding rond de A13/A16 verkeert, acht de Commissie de vergelijking tussen de A4 +A13/A16 en de A13+A13/A16, zoals gegeven in één van de bijlagen, de meest reële effectvergelijking.

1 Dit alternatief omvat de verbreding van de A13 plus de aanleg van de A13/16.

Betrokken partijen

Samenstelling van de laatste werkgroep

dr. Henk Everts
prof. dr. ir. Rob van der Heijden
dr. ir. Frank van der Hoeven
ir. Hans Huizer
ir. Wim Keijsers
ing. Peter Kroeze
dr. Fred Woudenberg

Voorzitter: dr. Dick Tommel
Werkgroepsecretaris: ir. Veronica ten Holder

Initiatiefnemer en Bevoegd gezag

Initiatiefnemer
Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Bevoegd gezag
Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Overige gegevens

Gebied: Nederland, provincie Zuid-Holland


Categorieën Besluit m.e.r.

Code Omschrijving
C01.1 Aanleg hoofdweg

Bijgewerkt op: 10 jul 2018