1021. Afvalverwerkingsinrichting Zeeasterweg Lelystad
Afvalzorg Deponie BV heeft het voornemen de voormalige stortplaats Lelystad opnieuw te gaan inrichten en opnieuw te gaan gebruiken. De afvalverwerkingsinrichting omvat een afvalstortplaats met een geraamde capaciteit van circa 4 miljoen kubieke meter en het operationeel hebben van overige afval be- en verwerkingsinstallaties die ook worden ingezet voor extern gebruik. Bekend is dat de grond en het grondwater onder de stortplaats verontreinigd zijn, waardoor voor de locatie een sanering noodzakelijk is. De provincie Flevoland heeft op 22 maart 1999 een beschikking inzake de ernst, urgentie en het saneringstijdstip op grond van de Wet bodembescherming afgegeven. Afvalzorg Deponie BV heeft de verantwoordelijkheid voor de sanering op zich genomen en is voornemens deze te integreren in de herinrichting van de afvalstortplaats. Volgens de beschikking van de provincie Flevoland dienen binnen vier jaar na het van kracht worden van deze beschikking tijdelijke beveiligingsmaatregelen te worden getroffen.
Procedure en adviezen
Richtlijnen |
---|
05-05-1999 Datum kennisgeving |
05-05-1999 Ter inzage legging van de informatie |
06-07-1999 Advies uitgebracht |
Advies voor richtlijnen |
Toetsing |
05-09-2001 Kennisgeving MER |
05-09-2001 Ter inzage legging MER |
22-11-2001 Toetsingsadvies uitgebracht |
Toetsingsadvies |
Opmerkingen bij de advisering
Richtlijnen
De Commissie constateert dat in de Startnotitie is aangegeven dat de m.e.r.-procedure uitsluitend wordt doorlopen voor de vergunningen ingevolge de Wet milieubeheer en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. Deze vergunningen richten zich uitsluitend op het opnieuw inrichten en het opnieuw gebruiken van de stortplaats en niet op de noodzakelijke bodemsanering. Het is de Commissie duidelijk geworden, dat een herinrichting van de stortplaats op geen enkele wijze mogelijk is zonder dat daarbij tevens de bodemsanering plaatsvindt. Deze sanering maakt derhalve onlosmakelijk onderdeel uit van de m.e.r.-plichtige activiteit. Op grond van artikel 7.10 van de Wet milieubeheer dienen van een m.e.r.-plichtige activiteit en redelijkerwijs in beschouwing te nemen alternatieven alle milieugevolgen te worden beschreven. Op grond hiervan heeft de Commissie bij haar advisering de voor de herinrichting noodzakelijke sanering en alternatieven betrokken, hoewel het MER volgens de Startnotitie niet voor de saneringsbesluiten wordt geschreven.
De Commissie wil er op wijzen dat artikel 14.12 van de Wet milieubeheer de mogelijkheid biedt op verzoek van de initiatiefnemer ook niet m.e.r.-plichtige besluiten mee te coördineren in de besluitvorming ter bevordering van de onderlinge samenhang van deze besluiten. De Commissie adviseert om in het MER onder het hoofdstuk “Besluitvorming” aan deze aspecten aandacht te schenken.
Toetsing
Naar aanleiding van een aantal vragen van de Commissie heeft Afvalzorg een toelichtende notitie opgesteld. De vragen betroffen de mogelijke aanwezigheid van inrichtingsalternatieven en –varianten. In het MER werden namelijk alleen saneringsalternatieven beschreven. De toelichting van Afvalzorg is in het toetsingsadvies opgenomen als bijlage 5.
Betrokken partijen
Samenstelling van de laatste werkgroep
ir. Carla Anzion |
ir. Wil van Duijvenbooden |
ir. Johan van der Gun |
Voorzitter: prof. dr. ir. Dick de Zeeuw
Werkgroepsecretaris: ir. Marijke Bremmer
Initiatiefnemer en Bevoegd gezag
Initiatiefnemer |
---|
Afvalzorg deponie bv |
Bevoegd gezag |
---|
Provincie Flevoland |
Heemraadschap Fleverwaard |
Overige gegevens
Gebied: Nederland, provincie Flevoland
Categorieën Besluit m.e.r.
Code | Omschrijving |
---|---|
D18.3 | tot 1-4-2011: Wijzigen van inrichting voor diverse afvalstoffen |
Bijgewerkt op: 31 aug 2007